In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 18 september 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar de minister van Asiel en Migratie verklaarde deze aanvraag op 9 oktober 2024 niet-ontvankelijk. De rechtbank behandelt het beroep op 19 november 2024, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig is. De rechtbank oordeelt dat het niet meenemen van correcties en aanvullingen bij het voornemen tot een zorgvuldigheidsgebrek leidt, maar dat dit gebrek geen gevolgen heeft voor de uitkomst van het besluit. Eiser heeft geen concrete aanwijzingen aangedragen dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet nakomt, en de rechtbank concludeert dat de minister op goede gronden heeft gehandeld. De niet-ontvankelijkheidsverklaring blijft in stand, en eiser moet Nederland onmiddellijk verlaten. De rechtbank kent eiser een proceskostenvergoeding toe van € 875,- voor de rechtsbijstand.