ECLI:NL:RBDHA:2024:19340
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Gegrondverklaring van beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging voorlopig verblijf in het kader van nareis
Op 20 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiseres, mede namens haar kinderen, een beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. Eiseres had haar aanvraag op 15 november 2023 ingediend, maar de minister had niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen beslist. Eiseres heeft de minister op 25 mei 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna het beroep op 11 juni 2024 is ingediend. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, omdat de minister niet tijdig had beslist.
De rechtbank heeft eiseres vrijstelling van het griffierecht toegewezen, omdat zij aannemelijk had gemaakt dat zij aan de voorwaarden voor vrijstelling voldeed. De rechtbank heeft vervolgens op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat de minister binnen een termijn van acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast heeft de rechtbank de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.