ECLI:NL:RBDHA:2024:19418
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 15 november 2022. De minister van Asiel en Migratie heeft op 8 mei 2024 de aanvraag ingewilligd. Verzoeker trok zijn beroep in, maar verzocht de rechtbank om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de zaak buiten zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In deze zaak is echter vastgesteld dat de ingebrekestelling van verzoeker prematuur was, aangezien de wettelijke beslistermijn nog niet was verstreken.
De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van geheel of gedeeltelijke tegemoetkoming aan verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb. Daarom wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak is gedaan op 21 november 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.