ECLI:NL:RBDHA:2024:19440
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Gegrondverklaring van beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 22 november 2024 uitspraak gedaan. Eiseres had op 11 mei 2023 een aanvraag ingediend, waarover verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, binnen 90 dagen had moeten beslissen. Verweerder heeft echter geen besluit genomen en ook geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen, omdat zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen is inmiddels verstreken, en eiseres heeft verweerder op 13 december 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, en heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt.
Tevens heeft de rechtbank een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden ingezien op www.rechtspraak.nl.