ECLI:NL:RBDHA:2024:1965
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen het uitblijven van een besluit op een asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser op 8 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 29 maart 2022 was ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals vastgelegd in artikel 6:2 van de Awb. Eiser had op 29 maart 2022 een asielaanvraag ingediend, maar had eerder al een verzoek in Duitsland ingediend. Op 3 mei 2022 werd een terugnameverzoek aan Duitsland gedaan, dat op 4 mei 2022 door de Duitse autoriteiten werd goedgekeurd op basis van de Dublinverordening.
Op 19 december 2022 heeft verweerder eiser geïnformeerd dat hij (in beginsel) wordt toegelaten tot de nationale procedure, waardoor Nederland verantwoordelijk werd voor de behandeling van de asielaanvraag. De wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 19 juni 2023, maar werd verlengd met negen maanden door de inwerkingtreding van de WBV 2022/22, waardoor deze pas op 19 maart 2024 zou eindigen. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig was. Aangezien de ingebrekestelling van eiser op 17 oktober 2023 te vroeg was ingediend, was het beroep tegen het uitblijven van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk.
De rechtbank heeft besloten dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.