ECLI:NL:RBDHA:2024:1967

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
NL24.3286
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring vervolgberoep en zicht op uitzetting in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was opgelegd op 2 mei 2023 en eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zicht op uitzetting naar Marokko is, ondanks de bezwaren van eiser dat hij detentieongeschikt is en dat er geen voortgang is in de procedure voor een laissez-passer (LP). De rechtbank heeft overwogen dat de Marokkaanse autoriteiten de nationaliteit van eiser hebben bevestigd en dat er een vlucht naar Marokko is aangevraagd. Eiser heeft zijn medische klachten naar voren gebracht, maar de rechtbank oordeelt dat hij toegang heeft tot medische zorg in het detentiecentrum en dat er geen onderbouwing is voor zijn claims van detentieongeschiktheid. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging in het voordeel van de voortzetting van de bewaring uitvalt, omdat de gronden voor de maatregel nog steeds van toepassing zijn. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.3286

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 2 mei 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft op 1 februari 2024 een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd op 2 februari 2024.
Op 2 februari 2024 heeft verweerder nogmaals een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft daar, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet op gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 6 februari 2024.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. [2] Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring rechtmatig is vanaf het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste beroep op 9 januari 2024.
4. Eiser meent dat geen sprake is van zicht op uitzetting naar Marokko. De Marokkaanse autoriteiten hebben toegezegd niet voor alle LP [3] -aanvragen meer een presentatie in persoon te vereisen, maar op basis van een vastgestelde identiteit of nationaliteit over te gaan tot afgifte van een LP. Eiser beweert echter dat hij nooit vingerafdrukken heeft afgestaan in Marokko waardoor hij niet verwacht dat de Marokkaanse autoriteiten zijn identiteit kunnen vaststellen. Verder meent eiser dat er geen voortuitgang zit in de LP-procedure. Eiser stelt dat hij detentieongeschikt is. Hij heeft meermaals in vertrekgesprekken zijn medische klachten naar voren gebracht, maar wordt hier nog steeds niet voor behandeld. Ook heeft hij een klacht ingediend bij een bewaker en de dokter. Daarnaast is een verzoek om detentiegeschiktheid bij de directeur ingediend. Eiser stelt dat de medische voorzieningen in het detentiecentrum niet toereikend zijn. Door het gebrek aan voldoende zorg verslechteren de lichamelijke en psychische klachten van eiser. Tot slot stelt eiser dat de verzwaarde belangenafweging in zijn voordeel dient uit te vallen. De bewaring valt hem zwaar en zijn gezondheid gaat hard achteruit, wat maakt dat zijn belang zwaarder weegt dan het belang van verweerder.
5. Er bestaan geen aanknopingspunten voor het algemeen oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Marokko ontbreekt. [4] Hiervan is ook in de specifieke situatie van eiser geen sprake. Niet is gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten voor eiser geen LP zullen afgeven. Uit het dossier blijkt juist van voortgang in de behandeling van de LP-aanvraag voor eiser. Op 13 december 2023 hebben de Marokkaanse autoriteiten namelijk de nationaliteit van eiser bevestigd. [5] Uit de voortgangsrapportage blijkt verder dat de Directie Interne Aangelegenheden op 14 december 2023 de Marokkaanse autoriteiten schriftelijk heeft verzocht om een LP af te geven voor eiser. In de voortgangsrapportage is opgenomen dat door recentelijke ontwikkelingen en nieuwe afspraken een eenduidige werkwijze is ontstaan, waardoor de
regievoerder een vlucht kan aanvragen zodra de nationaliteitsbevestiging is ontvangen. Voor eiser is daarom een vlucht aangevraagd naar Marokko aangevraagd op 1 februari 2024. Redelijkerwijs is daarom juist te verwachten dat daadwerkelijk een LP zal worden afgegeven voor eiser en hij zal worden uitgezet, wat maakt dat sprake is van zicht op uitzetting op korte termijn naar Marokko.
6. Verder is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken van feiten en omstandigheden die leiden tot eisers detentieongeschiktheid. Ook de gestelde medische klachten sinds de oplegging van de maatregel van bewaring geven daartoe geen aanleiding. Eiser heeft in het detentiecentrum toegang tot medische zorg en er mag van uit worden gegaan dat deze gelijk is aan de zorg in de vrije maatschappij. Dat in de praktijk de zorg in het detentiecentrum onvoldoende toegankelijk is, heeft eiser niet onderbouwd. Voorts heeft eiser niet onderbouwd dat hij gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid van beklag in het detentiecentrum en dat dit tot niets heeft geleid.
7. De bewaring duurt weliswaar al geruime tijd, maar verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank in het kader van de belangenafweging voldoende gemotiveerd waarom hij de bewaring nog niet heeft opgeheven. Niet betwist is dat de gronden die aan de maatregel ten grondslag liggen, waaruit een risico op onttrekking aan het toezicht blijkt, nog altijd van toepassing zijn. Verder heeft verweerder erin kunnen betrekken dat eiser op geen enkele manier bereidheid heeft getoond om mee te werken aan zijn terugkeer naar Marokko. De lange duur van de LP-aanvraag, en daarmee de bewaring, is dan ook volledig aan hem toe te rekenen.
8. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [6]
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 17 mei 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:7363), 7 augustus 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:11916), 25 augustus 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:12953), 16 oktober 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:15783), 13 november 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:17604), 15 december 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:20259) en 15 januari 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:513).
3.Laissez-passer.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 augustus 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3033).
5.Per note verbale, aldus het voortgangsverslag van 2 februari 2024 (pagina 6).
6.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 en - in aansluiting hierop - ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.