ECLI:NL:RBDHA:2024:513

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
NL24.49
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting naar Marokko met detentieongeschiktheid en belangenafweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was opgelegd op 2 mei 2023 en eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 9 januari 2024 gesloten. Eiser betoogde dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko was en dat hij detentieongeschikt was vanwege medische klachten. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er voldoende aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat er zicht op uitzetting is, aangezien de Marokkaanse autoriteiten de nationaliteit van eiser hebben bevestigd en er een verzoek is gedaan om een laissez-passer (LP) af te geven. De rechtbank oordeelde dat de medische zorg in het detentiecentrum voldoende is en dat eiser geen feiten heeft aangedragen die zijn detentieongeschiktheid onderbouwen. De rechtbank heeft de belangenafweging in het voordeel van de verweerder laten uitvallen, omdat er geen reden was om aan de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring te twijfelen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.49

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 2 mei 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 9 januari 2024.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. [2] Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring rechtmatig is vanaf het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste beroep op 15 december 2023.
4. Eiser meent dat geen sprake is van zicht op uitzetting naar Marokko. Hoewel tijdens het vertrekgesprek op 28 december 2023 is meegedeeld dat positief bericht is ontvangen van de Marokkaanse autoriteiten, heeft verweerder dit niet aangetoond. Verder stelt eiser dat hij detentieongeschikt is. Hij heeft meermaals in vertrekgesprekken zijn medische klachten naar voren gebracht, maar wordt hier nog steeds niet voor behandeld. Eiser stelt dat de medische voorzieningen in het detentiecentrum niet toereikend zijn. Door het gebrek aan voldoende zorg verslechteren de lichamelijke en psychische klachten van eiser. Tot slot stelt eiser dat de verzwaarde belangenafweging in zijn voordeel dient uit te vallen. De bewaring valt hem zwaar en zijn gezondheid gaat hard achteruit, wat maakt dat zijn belang zwaarder weegt dan het belang van verweerder.
5. Er bestaan geen aanknopingspunten voor het algemeen oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Marokko ontbreekt. [3] Hiervan is ook in de specifieke situatie van eiser geen sprake. Niet is gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten voor eiser geen LP [4] zullen afgeven. Uit het dossier blijkt juist van voortgang in de behandeling van de LP-aanvraag voor eiser. Op 13 december 2023 hebben de Marokkaanse autoriteiten namelijk de nationaliteit van eiser bevestigd. [5] Uit de voortgangsrapportage blijkt verder dat de Directie Interne Aangelegenheden op 14 december 2023 de Marokkaanse autoriteiten schriftelijk heeft verzocht om een LP af te geven voor eiser. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze informatie uit de voortgangsrapportage te twijfelen. Redelijkerwijs is daarom juist te verwachten dat daadwerkelijk een LP zal worden afgegeven voor eiser, wat maakt dat sprake is van zicht op uitzetting binnen korte termijn naar Marokko.
6. Verder is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken van feiten en omstandigheden die leiden tot eisers detentieongeschiktheid. Ook de gestelde medische klachten die eiser ervaart sinds de oplegging van de maatregel van bewaring geven daartoe geen aanleiding. Eiser heeft in het detentiecentrum toegang tot medische zorg en er mag van uit worden gegaan dat deze gelijk is aan de zorg in de vrije maatschappij. Dat in de praktijk de zorg in het detentiecentrum onvoldoende toegankelijk is, heeft eiser niet onderbouwd. Voorts is niet gebleken dat eiser gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid van beklag in het detentiecentrum en dat dit tot niets heeft geleid.
7. Over wat eiser in het kader van de belangenafweging aanvoert, verwijst de rechtbank allereerst naar wat zij hierover heeft geoordeeld in haar uitspraak van 25 augustus 2023. Eiser heeft geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht die anders zijn dan ten tijde van die uitspraak, zodat dat oordeel van de rechtbank kan blijven staan.
8. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [6]
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 17 mei 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:7363), 7 augustus 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:11916), 25 augustus 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:12953), 16 oktober 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:15783), 13 november 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:17604) en 15 december 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:20259).
3.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 augustus 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3033).
4.Laissez-passer.
5.Per note verbale.
6.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 en - in aansluiting hierop - ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.