ECLI:NL:RBDHA:2024:1974

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
NL23.34942
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door te vroege ingebrekestelling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep dat door eiser is ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser had op 31 juli 2022 een asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling. Dit besluit werd door de rechtbank op 9 maart 2023 gegrond verklaard. Op 17 april 2023 werd aan eiser meegedeeld dat zijn asielaanvraag verder behandeld zou worden in de nationale procedure, en de beslistermijn begon op dat moment te lopen.

De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou eindigen op 17 oktober 2023, maar door de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 werd deze termijn verlengd met negen maanden, waardoor de nieuwe einddatum op 17 juli 2024 kwam te liggen. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling van eiser op 16 oktober 2023 te vroeg was ingediend, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor verklaarde de rechtbank het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag kennelijk niet-ontvankelijk.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van griffier E.C. Jacobs, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34942

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. C.J. Ullersma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 5 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 31 juli 2022. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eiser heeft op 31 juli 2022 een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 27 januari 2023 heeft verweerder deze aanvraag niet in behandeling genomen op de grond dat Italië daarvoor verantwoordelijk was. Het hiertegen ingestelde beroep is gegrond verklaard bij uitspraak van 9 maart 2023. Op 17 april 2023 heeft verweerder meegedeeld dat eiser niet tijdig kon worden overgedragen aan Italië en dat de asielaanvraag van eiser (in beginsel) verder behandeld zal worden in de nationale procedure. Op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 is de beslistermijn daarom aangevangen op 17 april 2023. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in geval van eiser op 17 oktober 2023 eindigen. De staatssecretaris heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 [2] de beslistermijn met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiser pas op 17 juli 2024 zal eindigen. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 21 maart 2023 [3] geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. [4] De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. Deze verlenging is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat op het moment van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling van 16 oktober 2023 te vroeg is ingediend. Daarom is het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag kennelijk niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022.
4.Vreemdelingenwet 2000.