ECLI:NL:RBDHA:2024:1974
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door te vroege ingebrekestelling
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep dat door eiser is ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser had op 31 juli 2022 een asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling. Dit besluit werd door de rechtbank op 9 maart 2023 gegrond verklaard. Op 17 april 2023 werd aan eiser meegedeeld dat zijn asielaanvraag verder behandeld zou worden in de nationale procedure, en de beslistermijn begon op dat moment te lopen.
De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou eindigen op 17 oktober 2023, maar door de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 werd deze termijn verlengd met negen maanden, waardoor de nieuwe einddatum op 17 juli 2024 kwam te liggen. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling van eiser op 16 oktober 2023 te vroeg was ingediend, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor verklaarde de rechtbank het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag kennelijk niet-ontvankelijk.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van griffier E.C. Jacobs, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.