ECLI:NL:RBDHA:2024:1986
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en beslistermijnen onder de Vreemdelingenwet
In deze zaak heeft eiseres op 8 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 30 oktober 2021 was ingediend. De rechtbank heeft de zaak behandeld zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres had op 29 maart 2022 een asielaanvraag ingediend, maar had eerder al een verzoek in Duitsland gedaan. Op 3 mei 2022 werd een terugnameverzoek aan Duitsland ingediend, dat op 4 mei 2022 door de Duitse autoriteiten werd goedgekeurd op basis van de Dublinverordening.
Op 19 december 2022 heeft de staatssecretaris eiseres geïnformeerd dat zij (in beginsel) wordt toegelaten tot de nationale procedure, waardoor Nederland verantwoordelijk werd voor de behandeling van de asielaanvraag. De wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 19 juni 2023, maar werd verlengd met negen maanden door de inwerkingtreding van de WBV 2022/22, waardoor de termijn pas op 19 maart 2024 eindigt. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de verlenging rechtsgeldig was, en concludeert dat de ingebrekestelling van eiseres op 29 september 2023 te vroeg was ingediend, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.
Daarom verklaart de rechtbank het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een besluit op haar asielaanvraag kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.