ECLI:NL:RBDHA:2024:19879
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor verblijf bij haar referent. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft vastgesteld dat de minister van Asiel en Migratie, verweerder, geen verweerschrift heeft ingediend en op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak doet zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres heeft op 26 januari 2024 een aanvraag ingediend, waar verweerder binnen 90 dagen op had moeten beslissen. De beslistermijn is door verweerder verlengd, maar uiteindelijk is er geen besluit genomen voor de deadline van 25 juli 2024. Eiseres heeft verweerder op 29 augustus 2024 in gebreke gesteld en het beroep is op 18 september 2024 ingesteld, wat tijdig is. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank legt verweerder een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, maar in dit geval is er sprake van een bijzonder geval, waardoor een langere termijn wordt opgelegd. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen, met een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding, tot een maximum van € 7.500. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 en proceskosten van € 437,50 aan eiseres, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 187. De uitspraak is gedaan op 27 november 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en openbaar gemaakt.