ECLI:NL:RBDHA:2024:19880
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvraag is op 24 januari 2024 ingediend, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is echter verlengd met drie maanden, waardoor de minister uiterlijk op 23 juli 2024 een besluit had moeten nemen. Eiseres heeft de minister op 20 augustus 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld en heeft op 18 september 2024 beroep ingesteld, wat tijdig is gebeurd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat de minister geen verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien de minister niet tijdig heeft beslist. De rechtbank legt de minister een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, maar in dit geval is er sprake van een bijzonder geval, waardoor een langere termijn kan worden opgelegd. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen, met de mogelijkheid tot nader onderzoek.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de minister een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Eiseres heeft recht op de verbeurde bestuurlijke dwangsommen, die zijn vastgesteld op € 1.442. De rechtbank veroordeelt de minister ook tot betaling van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 437,50, en tot vergoeding van het griffierecht van € 187. De uitspraak is gedaan op 27 november 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt.