Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
€ 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent);
€ 187 (honderdzevenentachtig euro) moet vergoeden.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvraag is ingediend op 2 augustus 2023, en de minister van Asiel en Migratie had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is echter verlengd met drie maanden, waardoor de deadline op 31 januari 2024 viel. Eiser heeft de minister op 26 april 2024 in gebreke gesteld en het beroep is op 25 juni 2024 ingediend, wat tijdig is. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is.
De minister heeft verzocht om de behandeling van het beroep aan te houden tot de aanvraag in behandeling kan worden genomen, maar de rechtbank wijst dit verzoek af. De rechtbank legt de minister een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om deze termijn te verlengen in bijzondere gevallen. De rechtbank stelt dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval, en legt een langere beslistermijn op.
De rechtbank bepaalt dat de minister een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot betaling van verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 en de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. De rechtbank draagt de minister op om binnen acht weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken.