In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag van 14 december 2022. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn van 15 maanden is verstreken en dat eiseres de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank legt de minister een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De minister krijgt een termijn van acht weken om alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag. De rechtbank veroordeelt de minister ook in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier.