In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 december 2024, beslist de rechtbank op het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. H.A. Limonard, heeft een beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat de minister niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 15 maanden op zijn aanvraag heeft beslist. De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de minister op 7 november 2024 alsnog een besluit heeft genomen. Dit betekent dat de rechtbank geen aanleiding ziet om de minister te dwingen om alsnog een besluit te nemen.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 7 november 2024, kennelijk ongegrond is, omdat eiser geen inhoudelijke gronden heeft ingediend tegen dit besluit. De rechtbank concludeert dat eiser recht heeft op een proceskostenvergoeding, omdat de minister niet tijdig op de asielaanvraag heeft beslist en eiser een geldige ingebrekestelling heeft verstuurd. De proceskostenvergoeding wordt vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier M.A. Postma, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken na de bekendmaking van deze uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.