In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 3 december 2024, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, die stelt dat de Minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag van 23 juni 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is verstreken en dat eiser de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank verwijst naar relevante artikelen van de Awb en de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) die de termijn voor het nemen van een besluit door de minister regelen.
De rechtbank legt de minister een rechterlijke dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit op de aanvraag van eiser moet nemen. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de minister tot betaling van proceskosten aan eiser, vastgesteld op € 437,50 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.