ECLI:NL:RBDHA:2024:20286

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
NL24.37527 en NL24.37528
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 november 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiseres, die de Eritrese nationaliteit heeft en twee minderjarige kinderen, heeft verzocht om een voorlopige voorziening. De Minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het besluit van 1 oktober 2024 niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank heeft in deze zaak geen zitting gehouden en oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiseres heeft aangevoerd dat de Belgische autoriteiten tekortschieten in hun opvangverplichtingen en dat zij, gezien haar kwetsbare situatie, niet naar België kan worden overgedragen. De rechtbank stelt echter vast dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat België zijn verplichtingen niet nakomt en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing blijft. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken die bevestigen dat er geen fundamentele systeemfout is in de Belgische opvangsystematiek. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd waarom zij als bijzonder kwetsbaar moet worden aangemerkt, en de rechtbank concludeert dat het bestreden besluit voldoende gemotiveerd is. De beroepsgronden slagen niet, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.37527 en NL24.37528
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

(gemachtigde: mr. M.E. Muller),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 1 oktober 2024 niet in behandeling genomen omdat België ervoor verantwoordelijk is.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres stelt de Eritrese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1994. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres verzoekt al hetgeen in de zienswijze naar voren is gebracht als herhaald en ingelast te beschouwen. Het voornemen en het bestreden besluit zijn op algemene overwegingen gemotiveerd en onvoldoende zorgvuldig, er is niet ingegaan op de persoonlijke bezwaren die eiseres naar voren heeft gebracht. Verweerder heeft onvoldoende duidelijk gemaakt dat de bezwaren van eiseres zijn beoordeeld in de zin van artikel 3.119 aanhef onder b Vreemdelingenbesluit 2000. Er zijn concrete aanwijzingen dat België de internationale verplichtingen niet nakomt en dat er tekortkomingen zijn in de opvangvoorzieningen, daarom dient er toepassing te worden gegeven aan artikel 17, eerste lid Dublinverordening. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar twee uitspraken [2] en het AIDA rapport update 2023 en 2024. De Belgische autoriteiten kunnen niet garanderen dat er voor iedereen direct een reguliere opvangplaats beschikbaar is, dat is de reden dat Belgische autoriteiten ervoor hebben gekozen om niet kwetsbare alleenstaande mannen tijdelijk uit te sluiten. Het is gebleken dat er sindsdien toch sprake is van een voortdurend stijgende lijn van het aantal personen dat op de wachtlijst staat, ondanks eventuele toename van opvangplekken. Het is ook niet duidelijk met wie Dublin-claimanten de plekken moeten delen, het aantal daklozen en de noodopvangplekken die zouden worden verhoogd zijn niet duidelijk gedefinieerd. Ook blijkt dat de toegang tot medische zorg en rechtsbijstand onvoldoende gewaarborgd is, ter onderbouwing verwijst eiseres naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 juli 2024 [3] . Het bestreden besluit is gedateerd en verweerder miskent dat opvang wordt onthouden, door te benoemen dat eiseres kan klagen bij de Belgische autoriteiten. Dit de oorzaak is voor de andere problemen, waaronder juridische bijstand. Verweerder kan niet stellen dat eiseres niet onder deze groep valt, ondanks het feit dat ze geen kwetsbare alleenstaande man is. Eiseres is extra kwetsbaar nu zij twee minderjarige kinderen heeft en bedreigd is door haar echtgenoot. Tot slot verwijst eiseres naar het arrest Tarakhel [4] , dat in het geval van eiseres niet sprake is van bijzondere omstandigheden wordt door verweerder onvoldoende gemotiveerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van wat eiseres eerder in de zienswijze naar voren heeft gebracht, kan de rechtbank niet afleiden waarom eiseres van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding het bestreden besluit te vernietigen.
6. In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat verweerder er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als eiseres aannemelijk maakt dat België zich hier niet aan houdt.
6.1
De rechtbank is van oordeel dat eiseres er niet in geslaagd is om aannemelijk te maken dat ten aanzien van België in haar geval niet meer uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 13 maart 2024 [5] , waarin is erkend dat er in België tekortkomingen in de opvangvoorzieningen zijn, maar dat de enkele schending van opvangverplichtingen onvoldoende is voor het oordeel dat ten aanzien van België niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling is van oordeel dat dit geen fundamentele systeemfout is die de bijzondere drempel van zwaarwegendheid bereikt. Voor eiseres en haar twee minderjarige kinderen is daarbij van belang dat wegens het gebrek aan reguliere opvangplaatsen bij de toewijzing van plaatsen voorrang wordt gegeven aan families, kinderen, vrouwen en andere kwetsbare personen. In de uitspraak van de Afdeling wordt verwezen naar een brief van 9 maart 2023 waaruit blijkt dat deze personen na registratie van hun asielverzoek onmiddellijk een opvangplaats krijgen. Deze informatie is naar aanleiding van de uitspraak van 20 februari 2023 opgevraagd bij de Belgische autoriteiten. Eiseres heeft geen argumenten naar voren gebracht die leiden tot een ander oordeel dan al door de Afdeling is gegeven. De vergelijking met de uitspraak van deze rechtbank van 4 juli 2024 gaat niet op nu die uitspraak zag op een alleenstaande meerderjarige man.
6.2
Verder overweegt de rechtbank dat uit het AIDA rapport weliswaar volgt dat er (steeds meer) gezinnen (tijdelijk) geen opvang hebben en op straat terecht komen, maar daaruit volgt niet dat een vrouw met twee minderjarige kinderen, die op grond van de Dublinverordening gecontroleerd wordt overgedragen aan de Belgische autoriteiten, zoals bij eiseres en haar kinderen zal gebeuren, een risico loopt om geen opvang te krijgen.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is het zijn van een alleenstaande ouder met een minderjarig kind op zichzelf geen reden is om bijzondere kwetsbaarheid aan te nemen, zoals in het Tarakhel arrest van toepassing was. Ook de stelling dat eiseres door haar echtgenoot is bedreigd leidt niet tot een ander oordeel, nu dit in het geheel niet nader is onderbouwd of gespecificeerd. Eiseres heeft anderszins ook niet nader onderbouwd waarom zij als bijzonder kwetsbaar moet worden aangemerkt.
7.1
Indien eiseres na de overdracht de gestelde problemen ervaart of vindt dat België zijn verplichtingen niet nakomt, is het aan haar om hierover te klagen bij de (hogere) Belgische autoriteiten. Dat dit voor eiseres niet mogelijk, uiterst moeilijk of bij voorbaat zinloos is, is niet gebleken. De stelling van eiseres dat zij in België onvoldoende geïnformeerd is over de mogelijkheid tot klagen is hiervoor onvoldoende. Ook is niet gebleken dat eiseres geen rechtsbijstand of medische zorg kan krijgen in België. Eiseres heeft dit niet onderbouwd met stukken die haar persoonlijk betreffen.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat er in redelijkheid geen grond bestaat om nader onderzoek te verrichten. De rechtbank overweegt daartoe, met verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2023 [6] , dat het voornemen een voorbereidingshandeling is en een mededeling van feitelijke aard, die niet is gericht op enig rechtsgevolg. Ook is de minister voldoende ingegaan op wat eiseres naar voren heeft gebracht, verweerder heeft geen aanleiding hoeven zien om gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid op grond van artikel 17 van de Dublinverordening om de behandeling van de asielaanvraag van eiseres aan zich te trekken. Er is geen aanleiding voor de conclusie dat eiseres niet overgedragen kon worden aan België. Het bestreden besluit is voldoende gemotiveerd en voldoende zorgvuldig voorbereid.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
10. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [7] , wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
11. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van
J. Dommerholt, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie de uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam van 20 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:1853 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:896.
4.ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD00291712.
7.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.