ECLI:NL:RBDHA:2024:20286
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 november 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiseres, die de Eritrese nationaliteit heeft en twee minderjarige kinderen, heeft verzocht om een voorlopige voorziening. De Minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het besluit van 1 oktober 2024 niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank heeft in deze zaak geen zitting gehouden en oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiseres heeft aangevoerd dat de Belgische autoriteiten tekortschieten in hun opvangverplichtingen en dat zij, gezien haar kwetsbare situatie, niet naar België kan worden overgedragen. De rechtbank stelt echter vast dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat België zijn verplichtingen niet nakomt en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing blijft. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken die bevestigen dat er geen fundamentele systeemfout is in de Belgische opvangsystematiek. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd waarom zij als bijzonder kwetsbaar moet worden aangemerkt, en de rechtbank concludeert dat het bestreden besluit voldoende gemotiveerd is. De beroepsgronden slagen niet, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.