In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen de Minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van 5 april 2023. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn van zes maanden, die op grond van de Vreemdelingenwet 2000 geldt, is overschreden. Eiser heeft de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna meer dan twee weken zijn verstreken. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank legt de minister een rechterlijke dwangsom op, omdat de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden. De rechtbank wijkt af van het gebruikelijke 8+8-wekenmodel, omdat dit zou leiden tot een overschrijding van de bovengrens van 21 maanden. In dit geval moet de minister uiterlijk 2 februari 2025 een besluit nemen op de asielaanvraag van eiser. De rechtbank bepaalt dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de minister tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eiser, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en is openbaar gemaakt. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.