Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiserV-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvraag is ingediend op 3 februari 2024, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De minister heeft echter de beslistermijn verlengd met drie maanden, waardoor de uiterste datum voor een besluit 3 augustus 2024 was. Eiser heeft de minister op 5 september 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld en heeft op 24 september 2024 beroep ingesteld, wat tijdig is gedaan.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat de minister geen verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien de minister niet tijdig heeft beslist. De rechtbank legt de minister een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, maar in dit geval is er sprake van een bijzonder geval, waardoor een langere termijn kan worden opgelegd. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen, met de mogelijkheid tot verlenging indien nader onderzoek nodig is.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank stelt vast dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en veroordeelt de minister tot betaling van de proceskosten van eiser ter hoogte van € 437,50 en het griffierecht van € 187. De uitspraak is gedaan op 4 december 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt.