Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiseresV-nummer: [V-nummer] , [eiseres] , eiser V-nummer: [v-nummer]
tezamen te noemen: eisers,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers, bestaande uit een eiser en een eiseres, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvraag is op 22 januari 2024 ingediend, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De minister heeft echter de beslistermijn met drie maanden verlengd, waardoor de deadline voor het nemen van een besluit op 21 juli 2024 viel. Aangezien er geen besluit is genomen, hebben eisers de minister op 8 augustus 2024 in gebreke gesteld en op 18 september 2024 beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist.
De rechtbank heeft vervolgens op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van twee weken opgelegd waarbinnen de minister een besluit moet nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bijzonder geval, gezien de aanvragen om gezinshereniging bij houders van asielvergunningen. Daarom heeft de rechtbank besloten om een langere beslistermijn op te leggen dan de standaard twee weken. De rechtbank heeft bepaald dat de minister binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen, met de mogelijkheid tot verlenging tot twintig weken als er nader onderzoek nodig is.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de minister een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en heeft de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 437,50. Tot slot moet de minister het door eisers betaalde griffierecht van € 187 vergoeden. De uitspraak is gedaan op 4 december 2024 door rechter M.L. Weerkamp, in aanwezigheid van griffier N.F. Kreeftmeijer.