ECLI:NL:RBDHA:2024:20556
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar minderjarige kinderen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. De aanvraag is ingediend op 18 mei 2023, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is echter verlengd met drie maanden, waardoor de minister uiterlijk op 16 november 2023 een besluit had moeten nemen. Eiseres heeft de minister op 18 november 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en heeft op 11 december 2023 beroep ingesteld, wat tijdig is gebeurd.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister niet op tijd heeft beslist. De rechtbank legt de minister een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, maar in dit geval is er sprake van een bijzonder geval, waardoor een langere termijn kan worden opgelegd. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 7.500.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de minister aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en veroordeelt de minister tot betaling van de proceskosten van eiseres ter hoogte van € 437,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 184. De uitspraak is gedaan op 4 december 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt.