ECLI:NL:RBDHA:2024:20752

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
NL24.11150
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag EU verblijfsdocument op basis van schijnrelatie en tegenstrijdige verklaringen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om afgifte van een verblijfsdocument EU/EER. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 24 oktober 2022, en het bezwaar van eiseres werd op 24 februari 2024 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2024 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, de referent, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

Eiseres, geboren in 1982 en van Oezbeekse nationaliteit, stelt een afgeleid EU-verblijfsrecht te hebben vanwege haar partner, die de Bulgaarse nationaliteit heeft. De minister concludeerde dat er aanwijzingen waren voor een schijnrelatie, wat leidde tot een simultaan gehoor. Tijdens dit gehoor gaven eiseres en de referent tegenstrijdige verklaringen af, wat de minister deed concluderen dat de relatie enkel was aangegaan om het recht van vrij verkeer te verkrijgen.

Eiseres betwist de afwijzing en stelt dat de minister niet bevoegd was om een simultaan gehoor te houden en dat het bewijs onrechtmatig was verkregen. De rechtbank oordeelt echter dat de minister voldoende redenen had om de aanvraag af te wijzen, en dat het gebruik van het bewijs uit het simultaan gehoor toelaatbaar was. De rechtbank concludeert dat de tegenstrijdige verklaringen van eiseres en de referent van wezenlijk belang zijn voor de beoordeling van de relatie. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.11150

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [V-nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. M. Erik),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. W. Epema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om afgifte van een verblijfsdocument EU/EER [1] .
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 24 oktober 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 24 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2. De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [naam] (referent), M. Ablet als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1982 en heeft de Oezbeekse nationaliteit. Eiseres stelt een afgeleid EU-verblijfsrecht te hebben vanwege haar gestelde partner, referent, die de Bulgaarse nationaliteit heeft. Zij heeft daarvoor een aanvraag ingediend.
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen. Volgens verweerder waren er verschillende indicaties aanwezig die kunnen duiden op een schijnrelatie, waardoor hij nader onderzoek naar de relatie heeft gedaan. Dit heeft verweerder gedaan door middel van een simultaan gehoor. Omdat eiseres en referent tijdens deze gehoren op essentiële punten tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd, heeft verweerder geconcludeerd dat eiseres en referent een relatie zijn aangegaan met als enig doel om het recht van vrij verkeer en verblijf te verkrijgen zoals neergelegd in de Verblijfsrichtlijn (een schijnrelatie). [2]

Wat vindt eiseres in beroep?

5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit van verweerder en voert – kort gezegd – het volgende aan. Verweerder was niet bevoegd om met een simultaan gehoor nader onderzoek te verrichten naar fraude of een schijnrelatie. Het onrechtmatig verkregen bewijs mocht niet gebruikt worden, omdat verweerder ten onrechte stelt dat er gegronde vermoedens waren van een schijnrelatie. De individuele indicatoren kloppen namelijk niet en vormen onvoldoende basis om vast te stellen dat sprake is van een gegrond vermoeden van misbruik of fraude. Verder heeft verweerder ten onrechte geconcludeerd dat sprake is van tegenstrijdigheden en dat eiseres de tegenstrijdigheden in de bezwaargronden niet heeft betwist. Ook dient verweerder bij een schijnrelatie fraude vast te stellen, maar dat is niet gebeurd. Daarnaast heeft verweerder geen rekening gehouden met de omstandigheid dat eiseres weinig stukken kan overleggen omdat zij zich niet kan inschrijven op het adres van referent. Hierdoor is het besluit onevenredig en buitenproportioneel. Tot slot heeft verweerder de hoorplicht geschonden. Hierbij is van belang dat eiseres een beroep heeft gedaan op artikel 8 van het EVRM [3] .
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank oordeelt dat verweerder de aanvraag van eiseres heeft kunnen afwijzen en overweegt hiertoe het volgende.
Simultaan horen
7. Zoals de hoogste bestuursrechter [4] heeft overwogen, geeft artikel 35 van de Verblijfsrichtlijn, dat is geïmplementeerd in artikel 8.25 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), de lidstaten de bevoegdheid om maatregelen te nemen om een in die richtlijn neergelegd recht in geval van rechtsmisbruik of fraude te ontzeggen, te beëindigen of in te trekken. Deze bepaling biedt een grondslag voor het maken van een uitzondering op het beginsel van vrij verkeer en verblijf voor Unieburgers en hun familieleden.
7.1.
Los van de vraag of er in dit geval [5] een wettelijke grondslag bestaat om met een simultaan gehoor nader onderzoek te verrichten naar fraude of een schijnrelatie, heeft verweerder het middels simultaan gehoor verkregen bewijs mogen gebruiken. Het gebruik van onrechtmatig verkregen bewijs in een bestuursrechtelijk geding is alleen dan niet toegestaan als het bewijs is verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. [6] De rechtbank licht hierna toe waarom een dergelijke situatie zich in dit geval niet voordoet.
7.2.
In de richtsnoeren [7] behorend bij de Verblijfsrichtlijn staat dat lidstaten in individuele gevallen een onderzoek mogen instellen, wanneer een gegrond vermoeden van misbruik of fraude bestaat. Dit onderzoek kan een afzonderlijk onderhoud met elk van de partners, met andere woorden een simultaan gehoor, omvatten. Dat mag pas als er vooraf indicatoren zijn die doen vermoeden dat de door de Verblijfsrichtlijn verleende rechten waarschijnlijk zijn misbruikt, met als enig doel inbreuk te maken op de nationale immigratiewetgeving.
7.3.
Voor zover eiseres aanvoert dat de aard van de indicatoren die verweerder heeft genoemd niet vergelijkbaar is met de aard van de indicatoren zoals deze zijn genoemd in de richtsnoeren, leidt dit niet tot de conclusie dat verweerder deze omstandigheden niet bij zijn beoordeling heeft mogen betrekken. De in de richtsnoeren genoemde indicatoren zijn niet-limitatief. Verweerder heeft bij het antwoord op de vraag wanneer een vermoeden van misbruik mag worden aangenomen beoordelingsruimte en mag ook andere omstandigheden bij zijn beoordeling betrekken. [8]
7.4.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in dit geval niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat er voldoende indicatoren waren om een onderzoek naar de relatie van eiseres en referent in te stellen. Verweerder heeft als indicator mogen aanmerken dat eiseres illegaal in Nederland heeft verbleven tot aan de aanvraag. Ook heeft verweerder in dit kader de snelle ontwikkeling van de relatie en de samenwoning op zeer korte termijn na de eerste kennismaking kunnen betrekken. Verder heeft verweerder kunnen betrekken dat de aanvraag voor een verblijfsvergunning pas na een bepaalde periode is ingediend. Ook heeft verweerder als indicatoren kunnen aanmerken dat eiseres en referent weinig berichten hebben uitgewisseld op WhatsApp tot aan de gestelde samenwoning en bij de aanvraag nauwelijks bewijs van de relatie en de gestelde samenwoning hebben overgelegd. Daarnaast heeft verweerder kunnen betrekken dat eiseres RNI staat geregistreerd en niet is ingeschreven op het adres van referent. Eiseres heeft nog gesteld dat zij in bewijsnood verkeert wat betreft de inschrijving op het adres en de ontvangst van post. Zij zou zich namelijk niet mogen inschrijven op het adres van de eigenaar van de woning. Deze stelling kan alleen al niet tot een ander oordeel leiden omdat eiseres dit niet heeft onderbouwd. Het bewijs dat verkregen is uit het simultaan gehoor is toelaatbaar.
Tegenstrijdigheden
8. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [9] volgt dat van een vreemdeling en de gestelde partner mag worden verwacht dat zij over essentiële gebeurtenissen in hun gemeenschappelijke leven eensluidende verklaringen afleggen. De tegenstrijdige en uiteenlopende verklaringen die eiseres en referent op deze essentiële punten hebben afgelegd zijn daarom van wezenlijk belang voor de beoordeling of zij een deugdelijk bewezen duurzame relatie hebben.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft mogen concluderen dat eiseres de tegenstrijdigheden niet heeft weten op te helderen. Ondanks gelijkluidende verklaringen op enige punten, stelt de rechtbank met verweerder vast dat eiseres en referent op essentiële punten verschillend hebben verklaard, onder andere over het verloop van de eerste ontmoeting, het moment van samenwoning, de totstandkoming van het religieus huwelijk, het contact met familieleden en andere personen, de zorg voor de zoon van eiseres en het werk van eiseres en referent. Anders dan eiseres betoogt, gaat het hier niet om tegenstrijdigheden die elkaar aanvullen maar om tegenstrijdigheden op essentiële onderdelen. Nu deze essentiële onderdelen zien op aspecten die een duurzame, affectieve relatie onderscheidt van een relatie tussen huisgenoten of vrienden, heeft verweerder in zijn oordeel over mogelijk misbruik van het recht op vrij verkeer door eiseres en referent doorslaggevend gewicht mogen toekennen aan de tegenstrijdige verklaringen op deze onderdelen. De stelling van eiseres dat zij inmiddels al maanden met referent staat ingeschreven op een adres en nog altijd een relatie met referent heeft, weegt niet op tegen de tegenstrijdigheden in de afgelegde verklaringen. Het beroep van eiseres op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam [10] , kan ook niet slagen. In het geval van eiseres is namelijk niet gebleken dat zij en referent tijdens het gehoor en tijdens de behandeling ter zitting veel stress en druk ervaarden, waardoor zij niet in staat waren zich op een duidelijke en samenhangende manier uit te drukken.
Hoorplicht
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiseres niet had hoeven horen. De hoogste bestuursrechter heeft overwogen dat het horen in bezwaar een essentieel onderdeel is van de bezwaarschriftenprocedure en dat de vreemdeling in beginsel wordt gehoord. Verweerder mag slechts van horen afzien als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden. [11] Eiseres en referent zijn in de aanvraagfase van deze procedure uitgebreid door verweerder gehoord Gelet op het primaire besluit en op wat eiseres in bezwaar heeft aangevoerd, heeft verweerder kunnen concluderen dat er redelijkerwijs geen twijfel bestond dat het bezwaar ongegrond was. Verweerder heeft daarom van het horen in de bezwaarfase mogen afzien. Het enkele feit dat eiseres een beroep op artikel 8 van het EVRM heeft gedaan, maakt het voorgaande in dit geval niet anders. Hierbij vindt de rechtbank van belang dat verweerder geconcludeerd heeft dat sprake is van een schijnrelatie, waardoor daarom al geen sprake kan zijn van gezinsleven.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft.
11. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, rechter, in aanwezigheid van
mr.A. Drageljević, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op 14 augustus 2024.
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1874 (de Afdeling).
5.Wanneer de Verblijfsrichtlijn van toepassing is en niet de Gezinsherenigingsrichtlijn.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 30 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2248.
7.Mededeling van de Europese Commissie aan het Parlement en de Raad van 2 juli 2009 betreffende richtsnoeren voor een betere omzetting en toepassing van de Verblijfsrichtlijn (COM 2009, 313).
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 3 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1874.
9.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 3 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1874.
10.Uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 20 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20877.
11.Uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.