In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om afgifte van een verblijfsdocument EU/EER. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 24 oktober 2022, en het bezwaar van eiseres werd op 24 februari 2024 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2024 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, de referent, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
Eiseres, geboren in 1982 en van Oezbeekse nationaliteit, stelt een afgeleid EU-verblijfsrecht te hebben vanwege haar partner, die de Bulgaarse nationaliteit heeft. De minister concludeerde dat er aanwijzingen waren voor een schijnrelatie, wat leidde tot een simultaan gehoor. Tijdens dit gehoor gaven eiseres en de referent tegenstrijdige verklaringen af, wat de minister deed concluderen dat de relatie enkel was aangegaan om het recht van vrij verkeer te verkrijgen.
Eiseres betwist de afwijzing en stelt dat de minister niet bevoegd was om een simultaan gehoor te houden en dat het bewijs onrechtmatig was verkregen. De rechtbank oordeelt echter dat de minister voldoende redenen had om de aanvraag af te wijzen, en dat het gebruik van het bewijs uit het simultaan gehoor toelaatbaar was. De rechtbank concludeert dat de tegenstrijdige verklaringen van eiseres en de referent van wezenlijk belang zijn voor de beoordeling van de relatie. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.