ECLI:NL:RBDHA:2024:20785

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
NL24.12469
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf bij familie - beoordeling jongvolwassenenbeleid en afhankelijkheidsrelatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar vader te verblijven. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 30 november 2022, en het bezwaar van eiseres werd op 23 februari 2024 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 13 augustus 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

Eiseres, geboren in 1996 en van Syrische nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een mvv met het verblijfsdoel 'verblijf bij familie'. De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat er geen sprake zou zijn van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Eiseres valt niet onder het jongvolwassenenbeleid, omdat zij niet meer in gezinsverband met haar ouders leeft. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat eiseres niet onder het jongvolwassenenbeleid valt, aangezien zij stappen naar zelfstandigheid heeft gezet en niet langer feitelijk tot het gezin van haar ouders behoort.

De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres beoordeeld, waaronder de medische omstandigheden en de afhankelijkheidsrelatie met haar vader. De rechtbank concludeert dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn die uitstijgen boven het gebruikelijke, en dat de minister alle relevante feiten en omstandigheden in zijn beoordeling heeft betrokken. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wordt er geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.12469

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. van Werven),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. S. Versteeg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 30 november 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2. De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, [referent] (referent), de echtgenote van referent, R. Chakar als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1996 en heeft de Syrische nationaliteit. Referent heeft op 1 november 2021 voor eiseres een aanvraag ingediend voor een mvv met het verblijfsdoel ‘verblijf bij familie- of gezinslid’ om bij referent, haar vader, te verblijven.
4. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat tussen eisers en referent geen sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM [1] . Eiseres valt niet onder het jongvolwassenenbeleid, omdat zij feitelijk niet meer behoort tot het gezin van haar ouders. Eiseres leeft niet meer in gezinsband samen met haar ouders sinds de verhuizing voor haar studie. Verder is niet gebleken van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent. [2] Verweerder heeft een belangenafweging in het kader van artikel van het 8 van het EVRM gemaakt en heeft die in het nadeel van eiseres laten uitvallen.
Wat vindt eiseres in beroep?
5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Verweerder heeft ten onrechte aangenomen dat eiseres niet onder het jongvolwassenenbeleid valt. De gezinsband tussen eiseres en referent is niet verbroken, aangezien samenwoning geen vereiste is voor het bestaan van familie- of gezinsleven en niet wordt genoemd in de jurisprudentie van het EHRM. [3] Eiseres heeft hierbij verwezen naar diverse arresten van het EHRM. [4] Ook heeft verweerder de medische omstandigheden van eiseres niet op de juiste wijze betrokken in zijn beoordeling. Verder voert eiseres aan dat er wel sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen haar en referent. Verweerder heeft volgens eiseres niet alle relevante feiten en omstandigheden bij de beoordeling betrokken. Ten slotte heeft verweerder een onjuiste belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM gemaakt en onvoldoende gemotiveerd waarom het belang van de Nederlandse Staat in dit geval zwaarder weegt dan de belangen van eiseres.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder motiveert de rechtbank hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Jongvolwassenenbeleid
7. Volgens het jongvolwassenenbeleid [5] neemt verweerder familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen ouder(s) en het meerderjarig kind aan als het meerderjarig kind jongvolwassen is, met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft, niet in zijn eigen onderhoud voorziet en geen zelfstandig gezin heeft gevormd door het aangaan van een huwelijk of relatie. Er hoeft dan geen sprake te zijn van bijkomende elementen van afhankelijkheid. [6] Uit de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 29 mei 2024 [7] volgt verder dat als het meerderjarig kind noodgedwongen zelfstandig is geworden, verweerder dit niet zomaar mag tegenwerpen bij de beoordeling of het meerderjarig kind feitelijk tot het gezin is blijven behoren. Verweerder mag dit enkel tegenwerpen als dat kind zich zelfstandig en moeiteloos handhaaft. Hieraan is voldaan wanneer het meerderjarig kind zelfstandig is gaan wonen en er ten tijde van de mvv-aanvraag in is geslaagd haar leven zelfstandig vorm te geven. Hieraan is niet voldaan als een meerderjarig kind slechts noodgedwongen de noodzakelijke stappen heeft ondernomen om zichzelf staande te kunnen houden.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder, anders dan eiseres stelt, een juiste maatstaf hanteert voor de beoordeling of het jongvolwassenenbeleid op eiseres van toepassing is. Uit de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 29 mei 2024 [8] volgt dat verweerder dit beleid heeft gebaseerd op arresten van het EHRM en dat dit beleid niet in strijd met enige rechtsregel en niet onredelijk is. Het beroep op de arresten van het EHRM treft dan ook geen doel.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder kunnen concluderen dat het jongvolwassenenbeleid niet van toepassing is op eiseres. In dit geval heeft verweerder mogen aannemen dat eiseres niet langer feitelijk tot het gezin van haar ouders behoort, omdat zij stappen naar zelfstandigheid heeft gezet. Verweerder heeft er in dit kader op kunnen wijzen dat eiseres al gedurende een aantal jaar voor het vertrek van haar ouders naar Nederland niet meer in gezinsband leefde met haar ouders. Eiseres heeft in die periode zelfstandig gewoond, gestudeerd en voor zichzelf gezorgd. Zij ging eens in de paar maanden terug naar huis om haar ouders te bezoeken. Ook heeft verweerder hierbij kunnen betrekken dat eiseres de vrijwillige keuze heeft gemaakt om te verhuizen vanwege haar studie. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanaf 2016 of voor het vertrek van haar ouders naar Nederland in juli 2017 al medisch werd behandeld en dat zij vanwege de medische behandeling is achtergebleven in Syrië. Ook als eiseres hierin gevolgd zou worden, kan hieruit niet worden afgeleid dat eiseres als gevolg van haar medische situatie er niet in zou zijn geslaagd zelfstandig vorm te geven aan haar leven. Dat referent eiseres altijd financieel is blijven ondersteunen, laat onverlet dat eiseres voor het vertrek van referent zelfstandig is gaan wonen en voor zichzelf heeft gezorgd, zodat aangenomen mocht worden dat de gezinsband tussen eiseres en referent is verbroken.
Meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie
8. Nu eiseres niet aan het jongvolwassenenbeleid voldoet, kan alleen familie- of gezinsleven worden aangenomen tussen eiseres en referent indien sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid.
8.1.
Uit vaste rechtspraak van het EHRM volgt dat de vraag of sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid, een vraag is van feitelijke aard en dat de beantwoording daarvan afhankelijk is van de vraag of er sprake is van een afhankelijkheid tussen volwassen familieleden, die uitstijgt boven het gebruikelijke. [9] Bij de beoordeling van de vraag of er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan, dient verweerder alle individuele omstandigheden van het geval te betrekken. Zo kan van belang zijn de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de medische omstandigheden, de banden met het land van herkomst en of de gezinsleden in het land van herkomst behoorden tot hetzelfde gezin en hebben samengewoond. Het is aan de betrokken vreemdeling om te stellen, en zoveel mogelijk te onderbouwen, uit welke feiten en omstandigheden de bijkomende elementen van afhankelijkheid zouden kunnen blijken. Het is vervolgens aan verweerder om te beoordelen of er daadwerkelijk bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan. Deze beoordeling is van feitelijke aard. De bestuursrechter moet het onderzoek van verweerder naar de relevante feiten en omstandigheden en de door verweerder gegeven motivering voor het antwoord op de vraag of er familieleven bestaat in de zin van artikel 8 van het EVRM, als dit wordt betwist, volledig toetsen. Bij de weging van de elementen heeft verweerder beoordelingsruimte. De uitkomst van de beoordeling of er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan, toetst de bestuursrechter daarom enigszins terughoudend. [10]
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen referent en eiseres. Verweerder heeft bij dat oordeel alle relevante feiten en omstandigheden betrokken, waaronder de keuze van eiseres om te gaan studeren, de medische omstandigheden van eiseres en de financiële ondersteuning door referent. Ten aanzien van de medische omstandigheden van eiseres heeft de rechtbank reeds overwogen dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanaf 2016 of voor het vertrek van haar ouders naar Nederland in juli 2017 al medisch werd behandeld en dat zij vanwege de medische behandeling is achtergebleven in Syrië. Zelfs indien dit wel het geval zou zijn, heeft referent op de zitting verteld dat hij de keuze gemaakt om zonder eiseres naar Nederland te komen. Dit duidt niet op een mate van afhankelijkheid die uitstijgt boven het gebruikelijke. De omstandigheid dat dit zwaar valt en referent en zijn echtgenote dagelijks contact hebben met eiseres, maakt niet dat verweerder deze omstandigheden niet voldoende in de weging heeft betrokken..
Belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM
9. Uit recente uitspraken van de hoogste bestuursrechter [11] volgt dat verweerder mag volstaan met de vaststelling dat de vreemdeling niet onder het jongvolwassenenbeleid valt en dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen een vreemdeling en referent bestaan, als verweerder daarbij alle relevante individuele aspecten heeft betrokken. Verweerder hoeft in dat geval niet de belangen van de Nederlandse Staat af te wegen tegen de belangen van de betrokken vreemdeling. Verweerder heeft geconcludeerd dat eiseres niet onder het jongvolwassenenbeleid valt en dat er geen sprake is van bijkomende elementen van afhankelijk. Gelet daarop hoeft er geen belangenafweging plaats te vinden.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Drageljević, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Volgens paragraaf B7/3.8.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000 neemt verweerder enkel familie- of gezinsleven aan als bedoeld in artikel 8 van het EVRM en op grond van artikel 3.13, tweede lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 tussen ouders en hun meerderjarige kinderen als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (‘more than normal emotional ties’).
3.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
4.Bijvoorbeeld naar Osman tegen Denemarken, 14 juni 2011, no. 38058/09, A.A. tegen het Verenigd Koninkrijk, 20 september 2011, no. 8000/08 en Bousarra tegen Frankrijk, 23 september 2010, no. 25672/07.
5.Paragraaf B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
6.WI 2020/16 Richtlijnen voor de toepassing van artikel 8 EVRM.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2145 (de Afdeling).
8.Zie de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2145.
9.Zie onder meer uitspraak van het EHRM van 2 september 2022 (
10.Uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2145.
11.Uitspraken van de Afdeling van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188 en ECLI:NL:RVS:2024:1187.