ECLI:NL:RBDHA:2024:20852

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
NL24.41445
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 23 oktober 2024 niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 5 december 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname aan België gedaan, dat door België is aanvaard. Eiseres heeft aangevoerd dat het voornemen tot niet in behandeling nemen niet rechtsgeldig is, omdat het is ondertekend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, terwijl de bevoegdheid bij de minister van Asiel en Migratie ligt. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres niet in haar belangen is geschaad en dat het gebrek kan worden gepasseerd.

Eiseres heeft ook betoogd dat het voornemen niet ingaat op haar persoonlijke situatie, maar de rechtbank oordeelt dat de minister voldoende redenen heeft gegeven voor de verantwoordelijkheid van België. Eiseres heeft verder aangevoerd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden gehanteerd vanwege de opvangcrisis in België. De rechtbank concludeert echter dat eiseres niet heeft aangetoond dat er een reëel risico is op een behandeling die in strijd is met de mensenrechten. De rechtbank wijst erop dat de minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aanvraag niet aan zich te trekken op basis van de omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing om eiseres over te dragen aan België.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.41445

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. O. Sari).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 23 oktober 2024 niet in behandeling genomen omdat België verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, [1] op 5 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, een tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij België een verzoek om overname gedaan. België heeft dit verzoek aanvaard.
Voornemen ondertekend door onbevoegde bewindspersoon
5. Eiseres voert aan dat geen sprake rechtsgeldig voornemen, nu dit voornemen is ondertekend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, terwijl de bevoegdheid daarvoor bij de minister van Asiel en Migratie ligt.
5.1.
Met ingang van 2 juli 2024 is de bevoegde beslissingsautoriteit in het Nederlandse vreemdelingenrecht gewijzigd van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid naar de minister van Asiel en Migratie. De gemachtigde van de minister heeft ter zitting gesteld dat sprake is van een gebrek en heeft verzocht om toepassing van artikel 6:22 van de Awb. [3] De rechtbank ziet geen aanleiding de minister daarin niet te volgen. Gesteld noch gebleken is dat eiseres door de ondertekening door de staatssecretaris in plaats van de minister in haar belangen is geschaad. Om die reden zal de rechtbank het door partijen geconstateerde gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb passeren.
Standaard voornemen
6. Eiseres voert verder aan dat sprake is van een standaard voornemen dat niet ingaat op haar verklaringen. Volgens eiseres is in het voornemen niet ingegaan op haar gezinssituatie en haar werkzaamheden. Dit is volgens eiseres onzorgvuldig en in strijd met de wet. Ter onderbouwing van deze stelling verwijst eiseres naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 7 december 2023. [4]
6.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat in het voornemen voldoende duidelijk is uiteengezet dat, en op grond van welke redenen, België verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. In het voornemen staat ook vermeld dat er geen reden wordt gezien om de asielaanvraag van eiseres op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in Nederland in behandeling te nemen. Alle dragende overwegingen zijn daarmee in het voornemen opgenomen. De beschikking is uitgebreider gemotiveerd dan het voornemen, omdat op alle door eiseres in het aanmeldgehoor en de zienswijze ingebrachte argumenten wordt ingegaan. De minister verwijst voor zijn standpunt naar de uitspraak van de ABRvS [5] van 23 november 2023. [6]
6.2.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat het bestreden besluit van de minister onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank overweegt daartoe dat het voornemen een voorbereidingshandeling is en een mededeling van feitelijke aard, die niet is gericht op enig rechtsgevolg. Ook als de verklaringen van eiseres niet kenbaar zijn betrokken in het voornemen, heeft zij door middel van het indienen van de zienswijze de gelegenheid om te reageren op het voornemen. De minister beoordeelt vervolgens alle argumenten uit het aanmeldgehoor en uit de zienswijze in het bestreden besluit. Volgens de rechtbank is deze handelwijze niet onzorgvuldig. [7] De rechtbank stelt daarbij vast dat de minister in het voornemen van eiseres voldoende duidelijk uiteen heeft gezet op grond van welke redenen België verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres en ook dat hij geen reden ziet om haar asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. De beroepsgrond slaagt niet.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
7. Eiseres stelt dat ten aanzien van België niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel beginsel kan worden uitgegaan. Volgens eiseres is in België nog steeds sprake van een grote opvangcrisis. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres onder meer gewezen op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, [8] een artikel van HLN van 20 september 2024, een persbericht van Myria van 20 september 2024, het rapport ‘Niet-opvang beleid’ van onder meer Artsen Zonder Grenzen en Vluchtelingenwerk Vlaanderen en een artikel van VRT van 23 februari 2024. In de aanvullende gronden van 4 december 2024 heeft eiseres ook nog gewezen op een artikel van Een Vandaag van 25 november 2024. [9]
7.1.
Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de minister er in het algemeen van uitgaan dat België zijn verdragsverplichtingen nakomt. Van dit uitgangspunt wordt slechts, ingevolge artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening, afgeweken indien eiseres aannemelijk maakt dat ernstig moet worden gevreesd dat het asiel- en opvangsysteem in België dusdanige tekortkomingen vertoont dat zij bij overdracht aan België een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [10] en artikel 4 van het EU-Handvest. [11] Van een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU-Handvest zal pas sprake zijn indien die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo. [12]
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres hierin niet is geslaagd. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de ABRvS van 13 maart 2024, [13] waarin de ABRvS heeft erkend dat er in België tekortkomingen in de opvangvoorzieningen zijn, maar uiteindelijk tot de conclusie komt dat de enkele schending van opvangverplichtingen onvoldoende is voor het oordeel dat ten aanzien van België niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hierbij heeft de ABRvS van belang geacht dat de asielzoekers die niet direct een reguliere opvangplaats krijgen toegewezen, wel gebruik kunnen maken van nood- en daklozenopvang en van medische en juridische voorzieningen.
7.3.
Uit de informatie waar eiseres zich in deze procedure op beroept, volgt niet dat dit op dit moment niet meer het geval is. Bovendien valt eiseres onder de groep asielzoekers die door de Belgische autoriteiten als kwetsbaar wordt beschouwd en waarvan de autoriteiten hebben toegezegd dat zij om die reden na registratie van haar asielverzoek onmiddellijk een opvangplaats zal krijgen. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat tussen partijen niet in geschil is dat het aantal opvangplekken is gestegen. Hoewel uit het artikel Een Vandaag van 25 november 2025 [14] kan worden afgeleid dat België het hoogste aantal asielaanvragen in bijna 10 jaar tijd heeft en dat voor vrouwen en kinderen in zijn algemeenheid niet langer de garantie bestaat dat er een slaapplek voor ze is in de opvang, betekent dit niet dat daaruit volgt dat ten aanzien van België niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Immers uit de stukken waar eiseres zich op beroept volgt niet dat de toezegging van de Belgische autoriteiten dat voor Dublinclaimanten die door hen als kwetsbaar worden aangemerkt niet langer geldt. Uit de overgelegde stukken kan dan ook niet worden afgeleid dat een persoon die volledig afhankelijk is van overheidssteun, buiten zijn wil en eigen keuzes om terechtkomt in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie.
7.4.
De minister heeft daarbij niet ten onrechte gesteld dat uit de feiten en de berichten niet blijkt van onverschilligheid van de Belgische autoriteiten. De gemachtigde van de minister heeft in dit verband onder meer gewezen op een bericht van 14 november 2024 op de website van Fedasil, waaruit volgt dat het aantal opvangplekken sinds de uitspraak van de ABRvS van 13 maart 2024 is toegenomen. Dat dit aantal volgens de gemachtigde bij lange na niet genoeg is, betekent niet dat de Belgische autoriteiten onverschillig zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17 van de Dublinverordening
8. Eiseres heeft in het kader van haar beroep op artikel 17 van de Dublinverordening een verklaring van [naam 2] , een verklaring van een vriendin en een update van haar medisch dossier overgelegd. Verder heeft zij naar voren gebracht dat zij hier een Nederlandse man heeft ontmoet met wie zij een relatie is aangegaan. Tot slot stelt eiseres dat zij haar dochter al lang niet meer heeft gezien en zou zij graag wil dat haar dochter in Nederland Engels kan gaan studeren.
8.1.
De minister heeft naar het oordeel van de rechtbank in de door eiseres aangevoerde omstandigheden in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken. Zoals hiervoor is geoordeeld, mag de minister er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgaan dat België zijn verdragsverplichtingen nakomt. De minister heeft zich in dit verband in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de medische situatie van eiseres niet maakt dat de overdracht van eiseres van onevenredige hardheid getuigt. Hierbij geldt dat is gesteld noch gebleken dat zij in België niet kan worden geholpen of dat Nederland het meest geschikte land is om haar te behandelen. In de stelling van eiseres dat zij in Nederland een netwerk heeft, dat zij haar dochter al lang niet heeft gezien en zij haar dochter graag Engels wil laten studeren in Nederland, heeft verweerder evenmin aanleiding hoeven zien om de aanvraag aan zich te trekken. Ook het feit dat eiseres in Nederland een relatie is aangegaan met een Nederlandse man, leidt de rechtbank niet tot de conclusie dat de asielaanvraag van eiseres in Nederland behandeld zou moeten worden.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de asielaanvraag van eiseres terecht buiten behandeling zijn gesteld en dat eiseres mag worden overgedragen aan België. Eiseres krijgen geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van
A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.NL24.41446.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Algemene wet bestuursrecht.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.ECLI:RVS:2023:4348.
8.Uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Den Haag, van 4 juli 2024, NL24.18272.
9.In België is er een nieuwe asielcrisis: ‘Eerst waren het alleen mannen, nu slapen ook families op straat’
10.Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
11.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
12.Zie hiervoor het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Jawo van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
14.In België is een nieuwe asielcrisis: ‘Eerst waren het alleen mannen, nu slapen ook families op straat’