ECLI:NL:RBDHA:2024:20928
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen van Russische eiseressen in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot Litouwen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, worden de beroepen van twee Russische eiseressen tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvragen op 18 oktober 2024 niet in behandeling genomen, omdat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De eiseressen hebben aangevoerd dat de situatie in Litouwen onveilig is voor hen, vooral vanwege hun geaardheid, en dat er sprake is van discriminatie van LHBTI-personen. Ze stellen dat de besluiten van de minister onvoldoende gemotiveerd zijn en in strijd met de Awb. De rechtbank oordeelt echter dat de minister voldoende gemotiveerd heeft uitgelegd waarom het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is en dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen op de Dublinverordening. De rechtbank verklaart de beroepen kennelijk ongegrond, wat betekent dat de eiseressen mogen worden overgedragen aan Litouwen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 13 december 2024.