ECLI:NL:RBDHA:2024:20928

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
NL24.41723 en NL24.41725
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen van Russische eiseressen in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot Litouwen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, worden de beroepen van twee Russische eiseressen tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvragen op 18 oktober 2024 niet in behandeling genomen, omdat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De eiseressen hebben aangevoerd dat de situatie in Litouwen onveilig is voor hen, vooral vanwege hun geaardheid, en dat er sprake is van discriminatie van LHBTI-personen. Ze stellen dat de besluiten van de minister onvoldoende gemotiveerd zijn en in strijd met de Awb. De rechtbank oordeelt echter dat de minister voldoende gemotiveerd heeft uitgelegd waarom het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is en dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen op de Dublinverordening. De rechtbank verklaart de beroepen kennelijk ongegrond, wat betekent dat de eiseressen mogen worden overgedragen aan Litouwen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 13 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.41723 en NL24.41725

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

geboren op [geboortedatum],
van Russische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer],

[naam], eiseres,

geboren op [geboortedatum],
van Russische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
samen: eiseressen,
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseressen tegen het niet in behandeling nemen van de aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 18 oktober 2024 niet in behandeling genomen omdat Litouwen verantwoordelijk is voor de aanvragen.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
1.2.
De verzoeken een voorlopige voorziening te treffen staan geregistreerd onder de zaaknummers NL24.41724 en NL24.41726. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eiseressen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseressen hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart de beroepen kennelijk ongegrond. Dat betekent dat eiseressen ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen, dit staat in de Dublinverordening. [1] Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland op 4 juli 2024 bij Litouwen verzoeken om terugname gedaan. Litouwen heeft deze verzoeken op 5 juli 2024, op grond van artikel 18, eerste lid en onder d van de Dublinverordening aanvaard.
5. Eiseressen kunnen zich niet vinden in de bestreden besluiten en voeren daartoe het volgende aan. Uit de door hen in de zienswijze ingebrachte artikelen blijkt van een situatie in Litouwen waarin een grote weerzin is ontstaan tegenover Russen én van een praktijk van discriminatie van LHBT-ers. Hieruit komt een duidelijk beeld naar voren van een klimaat in Litouwen waarin het voor eiseressen niet veilig zal zijn én waarin het voor hen moeilijker zal zijn dan in Nederland om op grond van hun geaardheid een asielvergunning te krijgen. Op grond van het voorgaande had het op de weg van Nederland gelegen de behandeling van de asielaanvragen aan zich te trekken. De besluiten zijn in strijd met artikel 3:46 van de Awb, waarin is bepaald dat de besluiten dienen te berusten op een deugdelijke motivering. Eiseressen zijn daarnaast van mening dat de bestreden besluiten in strijd zijn met artikel 3:2 van de Awb, waarin staat omschreven dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
5.1.
Bij aanvullende gronden van beroep van 12 december 2024 hebben eiseressen daarnaast gewezen op een aantal artikelen [3] waaruit blijkt dat met betrekking tot de opvang en behandeling van asielzoekers in Litouwen in strijd met onder meer de Opvangrichtlijn wordt gehandeld. Eiseressen vrezen voor detentie bij gedwongen terugkeer naar Litouwen.
6. De rechtbank volgt eiseressen niet in de stelling dat de bestreden besluiten onvoldoende gemotiveerd zijn of onzorgvuldig zijn voorbereid. De rechtbank constateert dat de minister in de bestreden besluiten gemotiveerd is ingegaan op de in de zienswijze door eiseressen genoemde bezwaren en omstandigheden. De rechtbank overweegt in dat verband dat de minister in de bestreden besluiten uitgebreid is ingegaan op de stellingen van eiseressen ten aanzien van het in Litouwen heersende sentiment tegenover Russen en het verschil in asielbeleid ten aanzien van LHBTI-personen tussen Nederland en Litouwen. Door de minister is, met verwijzing naar een aantal recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [4] , voldoende gemotiveerd uiteengezet waarom ten aanzien van Litouwen uit kan worden gegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De minister heeft de door eiseressen in de zienswijze genoemde artikelen daarbij betrokken en kenbaar gemaakt waarom deze niet tot een andere conclusie hebben geleid. De door eiseressen op 12 december 2024 aan het dossier toegevoegde stukken leiden niet tot een ander oordeel ten aanzien van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Deze stukken dateren van voor bovengenoemde Afdelingsuitspraken en hoewel de Afdeling in haar uitspraken deze artikelen niet expliciet noemt, betekent dit niet dat de inhoud van de artikelen onbekend was, of dat de artikelen hadden kunnen leiden tot een ander oordeel.
6.1.
Ten aanzien van het beroep op artikel 17 van de Dublinverordening, overweegt de rechtbank als volgt. Het gaat in deze zaak om de vraag welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eiseressen. Niet in geschil is dat Litouwen verantwoordelijk is. Op grond van artikel 17 van de Dublinverordening mag de minister een asielaanvraag ook onverplicht in behandeling nemen als hij niet verantwoordelijk is. De minister mag zelf bepalen wanneer hij van deze bevoegdheid gebruik maakt. De rechtbank moet daarom op dit onderdeel terughoudend toetsen. Uit het beleid van de minister, paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), volgt dat door de minister van deze bevoegdheid terughoudend gebruik wordt gemaakt, onder meer in de situatie dat er concrete aanwijzingen zijn dat de voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat zijn verplichtingen niet nakomt en in geval bijzondere, individuele omstandigheden maken dat overdracht van de vreemdeling aan de verantwoordelijke lidstaat van een onevenredige hardheid zou getuigen.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister in hetgeen door eiseressen is aangevoerd, geen aanleiding heeft hoeven zien de asielaanvragen van eiseressen onverplicht in behandeling te nemen. De beroepsgronden van eiseressen betreffen namelijk geen bijzondere, individuele omstandigheden zoals bedoeld in paragraaf C2/5 van de Vc, maar zien op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Zoals in rechtsoverweging 6 reeds is overwogen, kan ten aanzien van Litouwen worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Voor zover eiseressen met de stelling dat het gezien hun geaardheid moeilijker voor hen is in Litouwen een asielvergunning te krijgen een beroep doen op (indirect) refoulement, wijst de rechtbank op de Afdelingsuitspraak van 12 juni 2024 [5] . Uit deze uitspraak volgt dat in het kader van de Dublinprocedure geen beroep (meer) kan worden gedaan op (indirect) refoulement wanneer is aangenomen dat uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn kennelijk ongegrond. Dat betekent dat eiseressen mogen worden overgedragen aan Litouwen. Eiseressen krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. van der Wal, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Amnesty International - Report "Forced Out or Locked Up" (2022), rapport van Human Rights Watch - Report on Migrant Rights Violations in Lithuania (2022), een artikel van UNHCR met betrekking tot een uitspraak van een Duitse bestuursrechter van 23 februari 2022 (VG Hannover 12. Kammer, Beschluss vom 23.02.2022, 12 B 6475/21) en een rapport van Amnesty International van 24 april 2024.
4.Afdelingsuitspraken van 1 mei 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1806), 18 juli 2024