Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
€ 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent);
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn echtgenote. De aanvraag is ingediend op 13 juni 2023, en volgens de Vreemdelingenwet 2000 had verweerder binnen 90 dagen moeten beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd, waardoor de uiterste beslisdatum op 11 december 2023 viel. Echter, er is geen besluit genomen, en eiser heeft verweerder op 6 januari 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Het beroep is op 2 februari 2024 ingediend en is tijdig, aangezien er meer dan twee weken zijn verstreken na de ingebrekestelling.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. Op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) legt de rechtbank verweerder een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken. In dit geval is er sprake van een bijzonder geval, aangezien het gaat om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak moet beslissen, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiser ter hoogte van € 437,50 en het griffierecht van € 187. De uitspraak is gedaan op 11 december 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.