ECLI:NL:RBDHA:2024:21037

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
NL24.29025
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had eerder een aanvraag om uitstel van vertrek ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het advies van het Bureau Medische Advisering, waaruit bleek dat verzoeker in staat was om te reizen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening om de behandeling van zijn bezwaar in Nederland af te wachten.

De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of er sprake was van procesbelang. Het bleek dat verzoeker op 13 augustus 2024 door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers was geregistreerd als met onbekende bestemming vertrokken. De gemachtigde van verzoeker had niet gereageerd op een verzoek om een reactie van de rechtbank. De rechtbank concludeerde dat verzoeker geen prijs meer stelde op de door hem gezochte bescherming in Nederland, aangezien hij met onbekende bestemming was vertrokken.

Op basis van deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.29025

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.R.F. Berte),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 juli 2024 heeft verweerder de aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt om toewijzing van de voorlopige voorziening, om de behandeling van de bezwaarprocedure in Nederland af te wachten.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De asielaanvraag van verzoeker is bij besluit van 24 april 2023 kennelijk ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 30 augustus 2023 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van verzoeker tegen dit besluit ongegrond verklaard. [1] Verzoeker heeft op 26 maart 2024 verzocht om toepassing van artikel 64 van de Vw.
2. Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker afgewezen omdat uit het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) van 22 april 2024 blijkt dat hij in staat is om te reizen.
3. De rechtbank beoordeelt ambtshalve of er bij dit verzoek sprake is van procesbelang.
4. Verweerder heeft bij brief van 14 augustus 2024 de rechtbank laten weten dat verzoeker sinds 13 augustus 2024 door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) staat geregistreerd als met onbekende bestemming vertrokken. De rechtbank heeft de gemachtigde van verzoeker op 16 augustus 2024 om een reactie verzocht met een reactietermijn van twee weken. De gemachtigde van verzoeker heeft niet gereageerd.
5. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat als de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, hij geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. De vreemdeling heeft in dat geval geen belang meer bij een inhoudelijke behandeling van het verzoek om de voorlopige voorziening. [2]
6. De rechtbank neemt gelet op het voorgaande aan dat verzoeker niet langer prijs stelt op een uitspraak op zijn verzoek. Verzoeker is met onbekende bestemming vertrokken en stelt daarmee geen prijs meer op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Het is aan verzoeker om aannemelijk te maken dat hij wel prijs stelt op een uitspraak op zijn verzoek. Hierin is verzoeker naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet in geslaagd.
7. Het verzoek om een voorlopige voorziening is daarom niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 12 december 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 juli 2024, ECLI:RVS:2024:2662.