In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 16 december 2024, wordt het beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvraag behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, wat betekent dat de minister van Asiel en Migratie in gebreke is gebleven. De rechtbank maakt gebruik van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om zonder zitting uitspraak te doen. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn van zes maanden, zoals voorgeschreven in artikel 42 van de Vreemdelingenwet (Vw), is verstreken en dat eisers de minister rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. De rechtbank legt de minister een rechterlijke dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de minister om binnen zestien weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag van eisers.