In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 25 juli 2023 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, wat betekent dat de minister van Asiel en Migratie niet binnen de wettelijk vereiste termijn heeft beslist. De rechtbank maakt gebruik van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om zonder zitting uitspraak te doen. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is verstreken en dat eiser de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank legt de minister een rechterlijke dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De minister krijgt zestien weken de tijd om alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht.