ECLI:NL:RBDHA:2024:2147
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen met het argument dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 30 januari 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van lidstaten, zoals bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Eiser heeft niet voldoende aangetoond dat hij bij overdracht aan Kroatië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met de mensenrechten. De rechtbank concludeert dat de verklaringen van eiser over zijn ervaringen in Kroatië onvoldoende zijn om aan te tonen dat er structurele tekortkomingen zijn in het asiel- en opvangsysteem.
De rechtbank wijst het verzoek van eiser om aanhouding in afwachting van prejudiciële vragen af, omdat de bestaande rechtspraak van het Hof van Justitie voldoende duidelijkheid biedt. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag door de staatssecretaris in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en kan binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.