ECLI:NL:RBDHA:2024:21566

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
AWB 24/19844, 24/20335 t/m 24/20348, 24/20352, 24/20354, 24/20359 t/m 24/20361, 24/20363, 24/20366, 24/20368, 24/20370, 24/20371 en 24/20375
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen beëindiging van voorzieningen en begeleiding op grond van de Landelijke Vreemdelingenvoorziening

Op 19 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers een voorlopige voorziening vroegen tegen de beëindiging van voorzieningen en begeleiding op grond van de Landelijke Vreemdelingenvoorziening (LVV). De verzoekers, die allen uit [plaatsnaam] komen, hebben bezwaar gemaakt tegen de mededeling van de minister van Asiel en Migratie dat de LVV per 1 januari 2025 zal stoppen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven heeft toegezegd dat zij na deze datum voorzieningen zullen blijven aanbieden aan de verzoekers. De voorzieningenrechter oordeelt dat het vereiste spoedeisend belang ontbreekt, omdat er geen onomkeerbare gevolgen zijn aangetoond en de verzoekers niet in een situatie van materiële deprivatie komen te verkeren. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af, maar merkt op dat verzoekers een nieuw verzoek kunnen indienen als er nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 24/19844, AWB 24/20335, AWB 24/20336, AWB 24/20337, AWB 24/20338, AWB 24/20339, AWB 24/20340, AWB 24/20341, AWB 24/20342, AWB 24/20343, AWB 24/20344, AWB 24/20345, AWB 24/20346, AWB 24/20347, AWB 24/20348, AWB 24/20352, AWB 24/20354, AWB 24/20359, AWB 24/20360, AWB 24/20361, AWB 24/20363, AWB 24/20364, AWB 24/20366, AWB 24/20368, AWB 24/20370, AWB 24/20371 en AWB 24/20375.

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 december 2024 in de zaken tussen

[verzoeker] (AWB 24/19844),

[verzoeker](AWB 24/20335),
[verzoekster](AWB 24/20336),
[verzoeker](AWB 24/20337),
[verzoeker](AWB 24/20338),
[verzoeker](AWB 24/20339),
[verzoeker](AWB 24/20340),
[verzoeker](AWB 24/20341),
[verzoeker](AWB 24/30342),
[verzoeker](AWB 24/20343),
[verzoeker](AWB 24/20344),
[verzoeker](AWB 24/20345),
[verzoeker](AWB 24/20346),
[verzoekster](AWB 24/20347),
[verzoeker](AWB 24/20348),
[verzoeker](AWB 24/20352),
[verzoeker](AWB 24/20354),
[verzoeker](AWB 24/20359),
[verzoeker](AWB 24/20360),
[verzoeker](AWB 24/20361),
[verzoeker](AWB 24/20363),
[verzoeker](AWB 24/30364),
[verzoeker](AWB 24/20366),
[verzoekster](AWB 24/20368),
[verzoeker](AWB 24/20370),
[verzoeker](AWB 24/20371), en
[verzoeker](AWB 24/20375),
allen uit [plaatsnaam] en hierna samen: verzoekers
(gemachtigde: mr. W.G. Fischer),
en
de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven (het college), de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de beëindiging van het bieden van elementaire voorzieningen, alsmede begeleiding op grond van de Landelijke Vreemdelingenvoorziening (LVV).
1.1.
De minister heeft verzoekers medegedeeld dat op 1 januari 2025 het bieden van elementaire voorzieningen, alsmede de begeleiding, stopt.
1.2.
Verzoekers hebben hiertegen ieder afzonderlijk bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht de besluiten te schorsen tot zes weken nadat een beslissing op de bezwaren is genomen.
1.3.
Verzoekers zijn wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
1.4.
Op 9 december 2024 hebben verzoekers nadere gronden ingediend.
1.5.
De minister heeft op 10 december verzocht om de behandeling van de verzoeken naar een latere datum te verplaatsen.
1.6.
De minister heeft op 11 december 2024 – desgevraagd – een nadere toelichting gegeven op het verdagingsverzoek. Verder heeft de minister op 11 december 2024 de op de zaken betrekking hebbende stukken toegezonden.
1.7.
De voorzieningenrechter heeft verzoekers bij brief van 11 december 2024 (nogmaals) gevraagd om te onderbouwen welke spoedeisende belangen het treffen van een voorlopige voorziening vereisen.
1.8.
Verzoekers hebben daarop op 11 en 12 december 2024 gereageerd.
1.9.
De voorzieningenrechter heeft partijen bij brief van 12 december 2024 laten weten dat zij op dit moment geen aanleiding ziet om het verzoek om verdaging toe te wijzen, dat zij tijdens de zitting in ieder geval het spoedeisend belang dat verzoekers hebben bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening aan de orde zal stellen en dat – mocht dit nodig blijken – besproken zal worden of de zaken moeten worden aangehouden.
1.10.
De minister heeft op vrijdag 13 december 2024, omstreeks 17.00 uur, laten weten dat het college zich om moverende redenen niet laat vertegenwoordigen op de zitting en dat geen schriftelijk verweer zal worden gevoerd.
1.11.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 16 december 2024 op zitting gelijktijdig behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: 16 van de 27 verzoekers [1] en de gemachtigde van verzoekers vergezeld door mr. C.A.F.M. Grütters en S. Lenaers. Namens de minister is niemand verschenen. Het college heeft zich afgemeld voor de zitting.

Wat er aan de verzoeken voorafging

2. In 2019 is de pilot LVV in Eindhoven gestart op basis van het convenant pilot-LVV. In de LVV worden mensen die ongedocumenteerd zijn opgevangen en zoeken zij samen met Rijkspartners en maatschappelijke organisaties een bestendige oplossing. Die oplossing kan terugkeer, legaal verblijf in Nederland of doormigratie zijn.
2.1.
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 25 maart 2019 het besluit genomen houdende verlening van mandaat en machtiging Landelijke Vreemdelingenvoorziening (Mandaatbesluit en machtiging LVV). [2]
2.2.
Op 10 september 2024 heeft de minister medegedeeld [3] dat hij het convenant pilot-LVV Eindhoven, dat loopt tot en met 31 december 2024, niet zal verlengen en opzegt per 1 januari 2025, zoals is besproken in het Bestuurlijk Overleg LVV van 4 september 2024. Ook zal de minister per 1 januari 2025 het Mandaatbesluit en machtiging LVV intrekken.
2.3.
In het besluit van 29 november 2024 heeft de minister het Mandaatbesluit en machtiging LVV ingetrokken met ingang van 1 januari 2025. [4]
2.4.
Bij ongedateerde brieven zijn verzoekers ieder afzonderlijk uitgenodigd voor een gesprek op 30 oktober 2024, 4 november 2024 of 5 november 2024 over de beslissing van het kabinet om het project LVV stop te zetten.
2.5.
Tijdens deze gesprekken is verzoekers medegedeeld dat de minister heeft beslist dat de geboden hulp op grond van de LVV beëindigd wordt.
2.6.
Vervolgens heeft de minister verzoekers bij ongedateerde brief de eerder gedane mededeling dat de voorzieningen en begeleiding in de LVV stopt en maximaal zal duren tot en met 31 december 2024, schriftelijk bevestigd.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4. De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat het college is gemachtigd om namens de minister handelingen te verrichten die verband houden met het beëindigen van onderdak in de LVV en is gemandateerd om te besluiten op daartegen gemaakte bezwaren (artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c, en tweede lid, van het Mandaatbesluit en machtiging LVV). De beëindiging van de geboden hulp op grond van de LVV per 1 januari 2025, die mondeling kenbaar is gemaakt aan verzoekers, is een feitelijke handeling als bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en daarmee gelijkgesteld met een beschikking. Gelet op artikel 8:7, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 6 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak is alleen de rechtbank Den Haag bevoegd kennis te nemen van het desbetreffende beroep van de vreemdeling. [5]
5. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist.
5.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen als die uitkomst niet kan worden afgewacht. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om een voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol. Voor het aannemen van het vereiste spoedeisend belang dient sprake te zijn van een acuut en actueel belang, waarbij een beslissing geen uitstel kan lijden omdat er anders een onomkeerbaar gevolg optreedt.
5.2.
Verzoekers stellen zich op het standpunt dat zij een spoedeisend belang hebben. Zij wijzen erop dat zij in grote onzekerheid verkeren en dat de gemaakte afspraken en plannen met verzoekers vastliggen en dat moet worden toegezegd dat het leven van verzoekers niet ‘on hold’ wordt gezet. Verder wijzen zij erop dat de dossiers, strijdig met de AVG [6] , worden overgedragen aan de minister waardoor mogelijk onomkeerbare stappen worden gezet.
5.3.
Tijdens de zitting hebben verzoekers hieraan toegevoegd dat er geen individuele toezeggingen zijn gedaan aan verzoekers over de opvang na 1 januari 2025 en dat de bevoegdheid van het college daartoe ontbreekt. Ook komt na 1 januari 2025 de strafrechtelijke bescherming te vervallen.
5.4.
Niet in geschil is dat de minister het convenant pilot-LVV Eindhoven niet verlengt en opzegt per 1 januari 2025 en dat hij het Mandaatbesluit en machtiging LVV per 1 januari 2025 intrekt. De minister heeft – desgevraagd – ter nadere toelichting op zijn verdagingsverzoek het volgende laten weten:
“Omdat de rijksbijdrage aan de LVV per 1 januari 2025 eindigt, heeft de gemeente per 1 januari 2025 een bed, bad, brood regeling in het leven geroepen. dat betekent dat de gemeente Eindhoven per die datum zelfstandig voorzieningen aan ongedocumenteerden in het kader van leefgeld/opvang en/of begeleiding richting duurzaam perspectief blijft aanbieden. Dit omdat er anders acute risico’s in het kader van de openbare orde en veiligheid ontstaan. voor wat betreft bezwaarmakers geld [sic] als uitgangspositie dat zij gebruik kunnen blijven maken van vermelde voorziening. Ze moeten wel aan de toelatingscriteria blijven voldoen.”
5.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers geen spoedeisend belang hebben bij hun verzoeken. Daartoe acht de voorzieningenrechter relevant dat – anders dan is betoogd – zonder uitzondering wordt toegezegd dat de opvang wordt gecontinueerd. Dat er geen individuele toezegging aan iedere verzoeker afzonderlijk is gedaan, leidt de voorzieningenrechter niet tot een ander oordeel. Gelet op voormelde toelichting van de minister blijkt dat het college per 1 januari 2025 zelfstandig voorzieningen aan ongedocumenteerden in het kader van leefgeld/opvang en/of begeleiding richting duurzaam perspectief blijft aanbieden en als uitgangspositie voor wat betreft verzoekers heeft te gelden dat zij gebruik kunnen blijven maken van de vermelde voorziening mits zij aan de toelatingscriteria blijven voldoen. Gesteld noch gebleken is dat dit voor één van verzoekers anders zou zijn.
5.6.
In de stelling dat gemaakte afspraken en plannen met verzoekers, ambassades en consulaten ‘on hold’ zouden worden gezet of eindigen, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een spoedeisend belang aan te nemen. Niet is gebleken en desgevraagd is ook niet concreet gemaakt dat het - mogelijk tijdelijk - wegvallen van dergelijke afspraken leidt tot onomkeerbare gevolgen. Ook leidt dit er niet toe dat verzoekers terechtkomen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie of zich anderzins in een door artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) verboden situatie bevinden. Voor de verzoekers individueel is ook niet gesteld dat het stopzetten van de afspraken - al dan niet tijdelijk - tot die conclusie moet leiden. In de stelling van verzoekers dat hun dossiers per 1 januari 2025 zullen worden overgedragen aan de minister en dat dit in strijd is met de AVG ziet de voorzieningenrechter ook geen aanleiding om een spoedeisend belang aan te nemen, alleen al omdat de minister in dit geval het verrichten van handelingen die verband houden met onder meer de toelating tot, het verblijf in en de beëindiging van het onderdak in de LVV en in het kader van de uitvoering hiervan de besluitvorming op bezwaarschriften heeft gemandateerd aan het college. Dit betekent dat de dossiers van verzoekers zich juridisch gezien al onder de minister bevinden. Tot slot leidt ook de omstandigheid dat de strafrechtelijke bescherming die onder LVV werd gegarandeerd met de opvang door het college zal komen te vervallen, de voorzieningenrechter niet tot een ander oordeel. In een eventueel voorkomend geval zullen de individuele feiten en omstandigheden van iedere verzoeker afzonderlijk in dat strafrechtelijk kader of in het kader van de vreemdelingenbewaring worden beoordeeld.
5.7.
Gelet hierop komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat voormelde toezegging van het college betekent dat verzoekers met ingang van 1 januari 2025 door de gemeente Eindhoven zullen worden opgevangen en op die manier niet zullen zijn verstoken van ‘bed, bad en brood’, wat betekent dat de voorzieningenrechter op dit moment geen aanleiding ziet om in te grijpen. Er is de voorzieningenrechter namelijk niet gebleken van een acuut en actueel belang, waarbij een beslissing geen uitstel kan lijden omdat er anders een onomkeerbaar gevolg optreedt.
6. Tot slot hecht de voorzieningenrechter eraan op te merken dat verzoekers een nieuw verzoek om een voorlopige voorziening kunnen indienen connex aan de lopende bezwaarprocedures op het moment dat sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, zoals het wegvallen van de door het college geboden voorzieningen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Bos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A.L. Verbruggen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.[verzoeker] , [verzoeker] , [verzoeker] , [verzoeker] , [verzoeker] , [verzoeker] , [verzoekster] , [verzoeker] , [verzoeker] , [verzoeker] , [verzoeker] , [verzoeker] , [verzoekster] , [verzoeker] , [verzoeker] en [verzoeker] .
2.Staatscourant 2019, 18281.
3.Staatscourant 2024, 38457.
4.Staatscourant 2024, 40224.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:796 en 22 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1204.
6.Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).