Op 24 oktober 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie aan eiser een maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die stelt de Malinese nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel. De rechtbank heeft op 13 december 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de minister zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 8 november 2024. Eiser betoogt dat het terugkeerbesluit onvolledig is, omdat het huidige besluit niet specifiek naar Mali verwijst. De minister heeft echter toegelicht dat er nog geen aanvullend terugkeerbesluit naar Mali is genomen, omdat eerst de nationaliteit en identiteit van eiser vastgesteld moeten worden. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser en dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat zicht op uitzetting ontbreekt.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.