ECLI:NL:RBDHA:2024:21835
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres, de minister van Asiel en Migratie, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor haar en haar minderjarige kinderen bij de referent. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 19 december 2024 uitspraak gedaan zonder zitting, omdat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld moet worden met een besluit, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft op 26 oktober 2023 de aanvraag ingediend, en verweerder had uiterlijk op 24 april 2024 een besluit moeten nemen. Aangezien dit niet is gebeurd, is het beroep tijdig ingesteld op 11 juni 2024 en kennelijk gegrond.
De rechtbank legt verweerder een termijn van acht weken op om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid van een verlenging tot twintig weken indien nader onderzoek nodig is. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50 en bepaalt dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 187 moet worden vergoed. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.