ECLI:NL:RBDHA:2024:21836
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres, de minister van Asiel en Migratie, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor haar en haar minderjarige kinderen bij de referent. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 19 december 2024 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres heeft de aanvraag op 21 november 2023 ingediend, en verweerder had uiterlijk op 19 mei 2024 een besluit moeten nemen. Aangezien dit niet is gebeurd, is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank legt verweerder een termijn van zestien weken op om een besluit bekend te maken, waarbij de rechtbank zich baseert op eerdere uitspraken en de noodzaak van een langere beslistermijn in bijzondere gevallen. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Eiseres heeft recht op verbeurde bestuurlijke dwangsommen ter hoogte van € 1.442 en verweerder moet de proceskosten van eiseres vergoeden tot een bedrag van € 437,50, evenals het griffierecht van € 187. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.