Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , eiseres,
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep dat door eisers is ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. Eisers, waaronder vier minderjarige kinderen, hebben op 15 oktober 2024 beroep ingesteld nadat de minister niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 90 dagen had beslist op hun aanvraag, die op 27 maart 2024 was ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de minister in gebreke is gebleven. De rechtbank legt de minister een termijn van acht weken op om alsnog een besluit te nemen, met de mogelijkheid tot verlenging van deze termijn in geval van nader onderzoek. Tevens wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot betaling van verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 en proceskosten van € 437,50 aan eisers, alsook tot vergoeding van het griffierecht van € 187. De uitspraak is openbaar gemaakt en bevat een mogelijkheid voor eisers om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.