ECLI:NL:RBDHA:2024:21945

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
NL24.34024
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag van een Syrische vrouw met kinderen in Nederland

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiseres, een Syrische vrouw, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de aanvraag niet-ontvankelijk is verklaard door de minister van Asiel en Migratie, omdat eiseres al internationale bescherming geniet in Frankrijk. Eiseres heeft in 2013 Syrië verlaten en is via Turkije naar Frankrijk gereisd, waar zij een verblijfsstatus heeft verkregen. In 2021 is zij naar Nederland gekomen en heeft op 21 september 2022 een asielaanvraag ingediend. De rechtbank heeft op 9 december 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk.

De rechtbank concludeert dat verweerder de aanvraag niet-ontvankelijk heeft kunnen verklaren, omdat de Franse immigratiedienst bevestigde dat de asielstatus van eiseres nog geldig is. Eiseres heeft bezwaren geuit tegen een terugkeer naar Frankrijk, onder andere vanwege problemen met haar familie en de vrees voor eerwraak. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder niet hoefde te toetsen aan artikel 8 van het EVRM, omdat de aanvraag terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank benadrukt dat de belangen van de kinderen van eiseres, die in Nederland een verblijfsvergunning hebben, zijn meegewogen, maar dat de situatie in Frankrijk ook voldoende bescherming biedt.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiseres af. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.34024

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. H.A. Koning),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Gieskes).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 23 augustus 2024 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard [1] .
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 9 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, [naam 1] als waarnemer van de gemachtigde van eiseres, [naam 2] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waarover gaat deze uitspraak?
2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
3. Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] 2000 en heeft de Syrische nationaliteit. Ze heeft Syrië in 2013 verlaten en is toen naar Turkije gegaan. Vervolgens is zij naar Frankrijk gereisd, waar ze asiel heeft aangevraagd en een verblijfsstatus heeft gekregen die vier jaar geldig was. In 2021 is eiseres doorgereisd naar Nederland, waar zij op 21 september 2022 een asielaanvraag heeft ingediend.
4. Eiseres heeft bezwaren geuit tegen een terugkeer naar Frankrijk. Haar kinderen [naam 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2022 en [naam 4] , geboren op [geboortedatum 3] 2023) zijn hier geboren en zij wil daar niet leven, zij heeft daar niets. Ook heeft eiseres problemen met haar in Frankrijk verblijvende familie. Ze werd door haar familie gedwongen met een man te trouwen waarmee ze niet wilde trouwen. Haar broer heeft eiseres toen geslagen en ze werd binnen gehouden. Eiseres is toen gevlucht. Haar familie heeft gezegd dat ze haar zouden doden als ze haar in Frankrijk zouden zien. Eiseres wil in Nederland een nieuwe toekomst opbouwen.
Het bestreden besluit
5. Verweerder verklaart de aanvraag niet-ontvankelijk omdat eiseres al internationale bescherming geniet in Frankrijk. Navraag bij de Franse immigratiedienst bevestigt dat de asielstatus van eiseres nog niet is vervallen.
Ten aanzien van de problemen van eiseres met haar familie stelt verweerder dat eiseres bescherming kan inroepen van de Franse autoriteiten. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de autoriteiten in Frankrijk haar niet kunnen of willen helpen. Ook de belangen van de kinderen van eiseres worden meegewogen. [2] Uit de verklaringen blijkt volgens verweerder niet dat sprake is van een situatie die een schending van artikel 3 van het EVRM [3] kan opleveren. Evenmin is gebleken van een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie waardoor de belangen van de kinderen in het geding zullen komen. De conclusie van verweerder is dat eiseres in een andere EU-lidstaat internationale bescherming heeft en zij haar rechten als statushouder kan effectueren. Omdat de aanvraag niet-ontvankelijk wordt verklaard, wordt er niet getoetst aan artikel 8 EVRM.
Wat betreft het belang van het kind stelt verweerder dat op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel er vanuit mag worden gegaan dat Frankrijk zich aan zijn verdragsverplichtingen houdt. Eiseres kan haar gezinsleven met haar kinderen uitoefenen in Frankrijk. Haar zeer jonge kinderen hebben nog geen band opgebouwd met Nederland en hun welzijn en sociale ontwikkeling is ook in Frankrijk gewaarborgd. Ten slotte is er geen ander gezinsverband of gezinsleven aangetoond dan tussen eiseres en de kinderen zelf.
Heeft verweerder de aanvraag van eiseres niet-ontvankelijk kunnen verklaren?
6. Eiseres voert aan dat op grond van artikel 3.106a, tweede en derde lid, Vb [4] , er sprake moet zijn van een zodanige band met het betrokken derde land dat het voor de vreemdeling redelijk zou zijn naar dat land te gaan. In het bestreden besluit is onvoldoende rekening gehouden met de feiten en omstandigheden van eiseres die ervoor zorgen dat zij in Nederland moet blijven. Eiseres heeft twee kinderen die een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd hebben verkregen. Ook heeft eiseres laten weten dat zij klemmende bezwaren heeft tegen een eventuele overdracht aan Frankrijk. Ze wil haar gezinsband met haar kinderen onderhouden die ook feitelijk bij haar verblijven. De belangen van de kinderen zijn direct in het geding omdat zij een legitiem verblijf in Nederland hebben. Eiseres heeft een sterkere band met Nederland dan met Frankrijk, gelet op deze recente ontwikkeling in het verblijfsrecht van haar beide minderjarige kinderen in Nederland. De persoonlijke belangen van eiseres wegen zwaarder dan de verblijfsvergunning die zij heeft in Frankrijk. Verder heeft verweerder verzuimd een schriftelijke bevestiging te vragen van de mededeling van de Franse immigratiedienst dat eiseres een asielstatus zou hebben in Frankrijk. Dit had wel gemoeten vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid.
Ten slotte vreest eiseres slachtoffer te worden van eerwraak. De discussie over eerwraak in Frankrijk is een voorbeeld van het feit dat de Franse autoriteiten laten zien dat zij dit probleem niet in het vizier hebben en niet serieus nemen. Eiseres vreest door haar familie te worden vermoord.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres niet-ontvankelijk heeft kunnen verklaren. Uit de uitspraken van de Afdeling van 7 maart 2022 [5] en 22 juni 2018 [6] volgt dat verweerder moet nagaan of eiseres in Frankrijk nog steeds een geldig verblijfsrecht had. Dit heeft verweerder gedaan. De Franse immigratiedienst (OFPRA) heeft bevestigd dat het verblijfsrecht van eiseres nog steeds geldig is en dat de asielstatus van eiseres dus niet is vervallen. Verweerder heeft geen nader onderzoek hoeven doen naar de vraag of de status mogelijk is ingetrokken. Deze bewijslast ligt bij eiseres.
6.2.
Voor wat betreft de kinderen van eiseres, die in Nederland een verblijfsvergunning hebben, oordeelt de rechtbank als volgt. Uit de uitspraak van de Afdeling van 2 juli 2024 [7] volgt dat verweerder niet nader heeft hoeven motiveren waarom hij de aanvraag niet ambtshalve heeft beoordeeld op reguliere verblijfsgronden. Ook heeft verweerder in zijn besluit voldoende rekenschap gegeven aan de gevolgen daarvan voor de minderjarige kinderen van eiseres. Verweerder heeft kunnen overwegen dat eiseres zeer jonge kinderen heeft die nog geen band met Nederland hebben opgebouwd en dat hun welzijn en sociale ontwikkeling ook in Frankrijk is geborgd.
6.3.
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft kunnen overwegen dat eiseres niet om bescherming heeft verzocht in Frankrijk vanwege haar problemen, terwijl dit wel van haar mag worden verwacht. Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de Franse autoriteiten haar niet willen of kunnen beschermen, of dat zij risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Had verweerder moeten toetsen aan artikel 8 van het EVRM?
7. Eiseres voert aan dat sprake is van een belang dat samenhangt met het gestelde in artikel 8 EVRM. Zij heeft recht op eerbiediging van haar familie-en gezinsleven en wil daarom in Nederland bij haar kinderen verblijven. Nederland is hiervoor het meest aangewezen land gelet op de recent verleende verblijfstitel aan de kinderen. De aanvraag van eiseres is onterecht niet ontvankelijk verklaard dus er dient ambtshalve te worden getoetst aan reguliere verblijfsgronden.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet hoefde te toetsen aan artikel 8 van het EVRM
.In het voornemen heeft verweerder verwezen naar artikelen 30a, eerste lid, aanhef en onder a, Vw en 3.6a, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 om te onderbouwen waarom hij niet aan deze toets is toegekomen. Zoals de rechtbank al eerder heeft overwogen, is de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard. Er is niet door eiseres onderbouwd waarom verweerder wel ambtshalve had moeten toetsen aan artikel 8 van het EVRM. Deze grond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Broekhof, rechter, in aanwezigheid van mr. S.E. Harms, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet 2000(Vw).
2.Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 15 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4685.
3.Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
4.Vreemdelingenbesluit 2000.