In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiseres, een Syrische vrouw, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de aanvraag niet-ontvankelijk is verklaard door de minister van Asiel en Migratie, omdat eiseres al internationale bescherming geniet in Frankrijk. Eiseres heeft in 2013 Syrië verlaten en is via Turkije naar Frankrijk gereisd, waar zij een verblijfsstatus heeft verkregen. In 2021 is zij naar Nederland gekomen en heeft op 21 september 2022 een asielaanvraag ingediend. De rechtbank heeft op 9 december 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk.
De rechtbank concludeert dat verweerder de aanvraag niet-ontvankelijk heeft kunnen verklaren, omdat de Franse immigratiedienst bevestigde dat de asielstatus van eiseres nog geldig is. Eiseres heeft bezwaren geuit tegen een terugkeer naar Frankrijk, onder andere vanwege problemen met haar familie en de vrees voor eerwraak. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder niet hoefde te toetsen aan artikel 8 van het EVRM, omdat de aanvraag terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank benadrukt dat de belangen van de kinderen van eiseres, die in Nederland een verblijfsvergunning hebben, zijn meegewogen, maar dat de situatie in Frankrijk ook voldoende bescherming biedt.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiseres af. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.