ECLI:NL:RBDHA:2024:21976
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn gezinsleden. De aanvraag is ingediend op 9 mei 2023, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is door de minister verlengd met drie maanden, waardoor de uiterste datum voor een besluit 7 november 2023 was. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft eiser de minister op 9 februari 2024 in gebreke gesteld en op 9 april 2024 beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de minister aan eiser € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen moet betalen, omdat de volledige termijn van de Awb is verstreken. De rechtbank heeft de minister ook veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50 en het door eiser betaalde griffierecht van € 187 moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan op 20 december 2024 door rechter M.L. Weerkamp en is openbaar gemaakt.