ECLI:NL:RBDHA:2024:22144
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en rechtmatigheid van voortduren in vreemdelingenzaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van een maatregel van bewaring opgelegd aan een eiser van Gambiaanse nationaliteit. De minister van Asiel en Migratie had op 14 maart 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak ambtshalve beoordeeld en geconcludeerd dat de voortduren van de maatregel onrechtmatig is geworden vanaf 12 december 2024, omdat de rechter na een lange periode de voortduring van de bewaring niet heeft getoetst. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar artikel 15 van de Terugkeerrichtlijn, dat vereist dat de inbewaringstelling met redelijke tussenpozen wordt getoetst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld, maar dat de maatregel van bewaring niet tijdig is getoetst. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de opheffing van de inbewaringstelling bevolen en de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 875,00.