ECLI:NL:RBDHA:2024:22904
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.M. Kuipers
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister heeft de aanvraag op 10 oktober 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank onderzoekt de argumenten van eiser en concludeert dat het beroep ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat de minister in het voornemen alle relevante overwegingen heeft opgenomen en dat het niet onzorgvuldig is om pas in het bestreden besluit gedetailleerd in te gaan op de persoonlijke omstandigheden van eiser. De rechtbank verwijst naar de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Duitsland gedaan, dat is aanvaard. Eiser heeft niet aangetoond dat de Duitse autoriteiten hun verplichtingen niet zullen nakomen, en de rechtbank volgt de minister in haar standpunt dat er geen ruimte is voor het toetsen van het risico op indirect refoulement in een Dublinprocedure. De rechtbank concludeert dat de minister geen gebruik hoeft te maken van haar discretionaire bevoegdheid, omdat er geen sprake is van een reëel risico op indirect refoulement. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend.