ECLI:NL:RBDHA:2024:22933

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
AWB 24/6965
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in verblijfsrechtelijke zaak met betrekking tot aanvraag verblijf bij partner

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van drie verzoekers, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd hebben ingediend met als verblijfsdoel 'familie en gezin'. De aanvraag is afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, omdat de verzoekers niet beschikken over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet in aanmerking komen voor vrijstelling van dit vereiste. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij de uitkomst van de bezwaarprocedure in Nederland kunnen afwachten.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld en vastgesteld dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij hun verzoek, aangezien het bestreden besluit hen verplicht Nederland onmiddellijk te verlaten. De voorzieningenrechter overweegt dat de belangen van verzoekers, waaronder het gezinsleven met de referente en de minderjarige kinderen, zwaarder wegen dan het belang van de verweerder om hen uit te zetten. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst de rechtsgevolgen van het bestreden besluit totdat de beschikking op bezwaar aan verzoekers bekend wordt gemaakt. Tevens wordt de verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/6965

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 oktober 2024 in de zaak tussen

[verzoeker 1] , verzoeker

V-nummer: [v-nummer 1]
[verzoeker 2], verzoeker 2
V-nummer: [v-nummer 2]
[verzoeker 3], verzoeker 3
V-nummer: [v-nummer 3]
hierna tezamen te noemen: verzoekers
(gemachtigde: G. Jairam),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder
(gemachtigde: mr. M. van Boheemen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers.
1.1.
Met het bestreden besluit van 21 maart 2024 heeft verweerder de aanvraag van verzoekers afgewezen. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen tot op het bezwaar is beslist.
1.2.
Verweerder heeft aangegeven zich te verzetten tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers, mevrouw M.T. Gangapersad (referente) en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat deze zaak over?
2. Verzoeker is geboren op [geboortedatum] 1970, verzoeker 2 op 3 oktober 2003 en verzoeker 3 op 7 juni 2009. Verzoekers hebben de Surinaamse nationaliteit. Zij hebben een aanvraag gedaan voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als verblijfsdoel ‘familie en gezin’. Verzoeker wenst verblijf bij zijn partner (referente). Verzoeker wenst ook voor zijn zoons (verzoeker 2 en verzoeker 3) verblijf als familie- of gezinslid bij hun moeder (referente).
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat verzoekers niet beschikken over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en omdat zij niet in aanmerking komen voor vrijstelling van dit vereiste. Verzoeker heeft in Nederland gezinsleven met referente en de twee kinderen die zij samen hebben. Verweerder heeft daarom een belangenafweging in het kader van artikel van het 8 van het EVRM [1] gemaakt, maar heeft die in het nadeel van verzoekers laten uitvallen. Ook heeft verweerder het eerder opgelegde terugkeerbesluit voor verzoeker en verzoeker 2 gehandhaafd en aan verzoeker 3 een terugkeerbesluit opgelegd. Ten slotte heeft verweerder het inreisverbod van verzoeker niet opgeheven.
Wat vindt verzoeker?
4. Verzoekers voeren – kort gezegd – het volgende aan. Vanwege het ingrijpende karakter van verweerders beslissing hebben verzoekers spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Zonder de schorsende werking dienen verzoekers Nederland te verlaten, kunnen ze worden uitgezet en hebben ze niet de mogelijkheid de bezwaarprocedure hier af te wachten. Verder heeft het bezwaar redelijke kans van slagen, nu het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd. Verzoekers vinden dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden [2] , nu er in dit geval sprake is van familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen verzoekers en referente. Verder hanteert verweerder een te beperkte uitleg van de bijzondere omstandigheden die kunnen gelden voor de opheffing van het inreisverbod. Ook door het inreisverbod niet op te heffen, handelt verweerder in strijd met artikel 8 van het EVRM.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
5. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Als hieraan wordt voldaan, toets de voorzieningenrechter of zo mogelijk of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Indien de vraag naar de rechtmatigheid van het bestreden besluit zich minder goed leent voor beantwoording in de voorlopige voorzieningenprocedure, kan de voorzieningenrechter ook volstaan met een belangenafweging.
6. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
7. De voorzieningenrechter overweegt dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij hun verzoek. In het bestreden besluit is als rechtsgevolg opgenomen dat verzoekers geen verblijfsrecht meer hebben en Nederland onmiddellijk moeten verlaten. Ook is opgenomen dat verzoekers het besluit op bezwaar niet in Nederland mogen afwachten. Verzoekers hebben daarom de voorzieningenrechter gevraagd de rechtsgevolgen van het primaire besluit op te schorten, zodat zij de uitkomst van deze procedure in Nederland mogen afwachten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers als gevolg van het bestreden besluit uitzetbaar zijn en dat zij daarom een spoedeisend belang hebben bij hun verzoek.
8. Verweerder heeft een belangenafweging gemaakt in het kader van artikel 8 van het EVRM. Ter zitting hebben verzoekers gesteld dat het verblijfsrecht van referente verlengd zal worden omdat zij is afgestudeerd en een nieuwe functie aangeboden heeft gekregen. Deze veranderde omstandigheid is relevant voor de beoordeling van verweerder. Daarnaast is verzoeker 3 minderjarig en gaat hij in Nederland naar school. Om deze en de andere relevante omstandigheden en de in dit kader af te wegen belangen volledig in kaart te brengen, dient in dit soort zaken op grond van vaste jurisprudentie in beginsel een hoorzitting plaats te vinden in de bezwaarfase. [3] De voorzieningenrechter ziet niet in dat daar in deze zaak geen aanleiding toe bestaat. Voorts geldt mede gelet op het voorgaande dat de voorlopige voorzieningenprocedure zich minder goed leent om dit onderzoek naar de relevante omstandigheden en af te wegen belangen te verrichten, en daarmee een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit te geven. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter volstaan met een belangenafweging. De voorzieningenrechter is in dit verband en gelet op de aangehaalde omstandigheden van verzoekers van oordeel dat hun belang om de bezwaarprocedure in Nederland te kunnen afwachten en zo nodig te worden gehoord, momenteel zwaarder weegt dan het belang van verweerder om hen binnen afzienbare termijn uit te kunnen zetten.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Dat betekent dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden opgeschort totdat de beschikking op bezwaar aan verzoekers bekend wordt gemaakt. Dit betekent dat verzoekers de beslissing op bezwaar in Nederland mogen afwachten.
10. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten. De proceskosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.750,-. [4]

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- schorst de rechtsgevolgen van het bestreden besluit totdat de beschikking op bezwaar aan verzoekers is bekendgemaakt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Drageljević, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188 en ECLI:NL:RVS:2024:1187.
4.1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1.