5.1.Eiser heeft bovendien niet betwist dat uit de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 1 november 2023 volgt dat geen sprake is van een systematische herbeoordeling, maar dat het Bulgaarse Ministerie van Binnenlandse Zaken de Bulgaarse immigratiedienst op de hoogte stelt wanneer het beschikt over informatie dat een statushouder is teruggekeerd naar zijn land van herkomst, rechtmatig verblijf heeft in een ander land, de nationaliteit heeft verkregen van een ander land of na drie jaar de geldigheidsduur van zijn Bulgaarse verblijfsdocument nog niet heeft verlengd. In het geval van eiser doen de eerste drie situaties zich niet voor. Van belang is dus wanneer de geldigheidsduur van eisers verblijfsdocument is verstreken voor de vraag of mogelijk een intrekkingsprocedure is opgestart. Eiser heeft sinds 31 januari 2023 een subsidiaire beschermingsstatus in Bulgarije. Uit het AIDA-rapport van 2022 volgt dat aan vreemdelingen met een subsidiaire beschermingsstatus een verblijfsdocument wordt toegekend met een geldigheidsduur van drie jaar.Het is daarom niet mogelijk dat de geldigheidsduur van eisers verblijfsdocument al drie jaar is verstreken. Ook volgt uit deze uitspraak dat als een internationale beschermingsstatus is ingetrokken of beëindigd dat dit wordt verwerkt in het Eurodac-systeem. Dat dit geen garanties biedt voor de geldigheidsduur van het verblijfsdocument, zoals eiser stelt, is niet van belang. Voor de vraag of een overdracht kan plaatsvinden is alleen van belang of een vreemdeling internationale bescherming geniet in een andere lidstaat. Zoals hiervoor overwogen, leidt het verstrijken van de geldigheidsduur bovendien niet automatisch tot intrekking. Niet is in geschil dat de Bulgaarse autoriteiten op 27 april 2024 hebben bevestigd dat eiser aldaar internationale bescherming geniet. Eiser heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat hij op dit moment geen internationale bescherming meer geniet in Bulgarije.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
6. De rechtbank stelt voorop dat verweerder er in beginsel vanuit mag gaan dat de behandeling van een vreemdeling in de lidstaat waar hij of zij internationale bescherming geniet, in overeenstemming is met de bepalingen van het EU Handvest, het Vluchtelingenverdragen het EVRM. Dit uitgangspunt wordt ook wel het interstatelijk vertrouwensbeginsel genoemd. Het is aan de vreemdeling om dat vermoeden te weerleggen. Daarvoor kan hij objectieve informatie overleggen en kan hij feiten stellen of verklaringen afleggen over zijn ervaringen in de lidstaat die hem internationale bescherming verleent, waaruit blijkt dat hij daar het risico loopt om te worden behandeld in strijd met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt terecht te komen in een situatie die in strijd is met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM bij een overdracht aan Bulgarije. Uit de uitspraken van de hoogste bestuursrechter van 1 november 2023volgt dat verweerder nog steeds mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Bulgaarse statushouders. De verklaringen van eiser en de door hem overgelegde informatie geven geen aanleiding voor een ander oordeel dan door de hoogste bestuursrechter is gegeven, omdat de door eiser verstrekte informatie en geschetste omstandigheden al bekend waren ten tijde van voornoemde uitspraken van de hoogste bestuursrechter. Daarvoor is het volgende van belang.
8. De hoogste bestuursrechter heeft in de uitspraken van 1 november 2023 onderkend dat de Bulgaarse autoriteiten geen ondersteuning bieden bij integratievoorzieningen aan statushouders en dat statushouders het risico lopen om in een catch 22-situatie terecht te komen, maar dit betekent volgens de hoogste bestuursrechter nog niet dat statushouders structureel en op grote schaal voor langere periodes het reële risico lopen dat zij daadwerkelijk geen toegang hebben tot fundamentele behoeften zoals wonen, onderdak en eten. Daarbij wordt overwogen dat ngo’s wel hulp bieden bij integratie. Hoewel eiser erop wijst dat uit het meest recente AIDA-rapport volgt dat die hulp minimaal is en dat uit informatie van organisatie Center for Legal Aid-Voice volgt dat er geen hulp is bij huisvesting en alle steun aan vluchtelingen op het gebied van humanitaire hulp, toegang tot de arbeidsmarkt, onderwijs en taalcursussen door NGO’s wordt verleend op projectbasis en zeer inconsistent is, volgt uit deze informatie naar het oordeel van de rechtbank niet dat het voor statushouders niet mogelijk is om zich te wenden tot ngo’s voor hulp bij integratie. Uit de overgelegde informatie blijkt immers ook dat Caritas in 2020 aan een groep van 170 personen hulp heeft geboden bij het ondernemen van activiteiten ter ondersteuning van onder andere hun integratie, zoals bijvoorbeeld bij het begeleiden naar afspraken in het kader van hun werk.
9. De rechtbank overweegt verder dat uit de uitspraken van de hoogste bestuursrechter van 1 november 2023 bovendien volgt dat statushouders bij de Bulgaarse autoriteiten kunnen klagen als zij in een catch 22-situatie terecht zouden komen. Nu eiser dit niet heeft tegengesproken, ligt het op de weg van eiser om zich bij problemen met het effectueren van zijn rechten als statushouder te beklagen bij de (hogere) Bulgaarse autoriteiten. Uit het rapport van het gehoor blijkt dat eiser dit niet heeft gedaan en ook geen pogingen heeft gedaan om hulp te zoeken.
10. De omstandigheden dat eiser jong meerderjarig is en dat zijn oudere broer, van wie hij als minderjarige afhankelijk was, in Duitsland verblijft, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te oordelen dat eiser bij een overdracht aan Bulgarije in een situatie van verregaande materiële deprivatie terecht zal komen in de zin van artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat hier niet zonder meer uit afgeleid kan worden dat eiser niet zelfredzaam is.