ECLI:NL:RBDHA:2024:2304

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
21-8431
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak over Wnb-vergunning voor de bouw van woningen met aandacht voor stikstofdepositie en Natura 2000-gebied

Op 23 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak betreffende de Wnb-vergunning voor de bouw van vier woningen aan de Zeeweg te Oostvoorne. Het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland had op 29 november 2021 een vergunning verleend, maar deze werd bestreden door de eiser. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand was gekomen, omdat de stikstofdepositie tijdens de bouwfase niet was meegenomen in de beoordeling. In een tussenuitspraak van 8 augustus 2023 werd het college opgedragen om de gebreken in het besluit te herstellen. Het college heeft vervolgens het bouwplan gewijzigd naar drie woningen en een nieuw besluit genomen op 21 september 2023. De voorzieningenrechter concludeerde dat de nieuwe AERIUS-berekening aantoont dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet worden aangetast door de bouw van de woningen. Het beroep tegen het nieuwe besluit werd ongegrond verklaard, terwijl het beroep tegen het oorspronkelijke besluit gegrond werd verklaard en dit besluit werd vernietigd. Eiser kreeg een vergoeding voor de proceskosten en het griffierecht werd door het college vergoed. De voorlopige voorziening werd beëindigd, waardoor vergunninghoudster kan beginnen met de uitvoering van de Wnb-vergunning.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/8431
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 februari 2024 op het beroep in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. R. Sahin),
en

het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, het college

(gemachtigde: mr. T. van Ooijen, werkzaam bij de Omgevingsdienst Haaglanden (ODH)).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde partij] B.V., te [vestigingsplaats] (vergunninghoudster).

Procesverloop

1. In het bestreden besluit van 29 november 2021 (bestreden besluit 1) heeft het college vergunninghoudster een vergunning verleend op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb-vergunning) voor de bouw van vier woningen aan de Zeeweg te Oostvoorne.
1.1.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Op 3 juli 2023 heeft eiser verzocht om de Wnb-vergunning, bij wijze van voorlopige voorziening, te schorsen (zaaknr. SGR 23/4438).
1.2.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift en nadere stukken overgelegd. Vergunninghoudster heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, vergezeld door zijn partner, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van het college, vergezeld door [naam 1], en namens vergunninghoudster ing. [naam 2].
1.4.
In de tussenuitspraak van 8 augustus 2023 (de tussenuitspraak) heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan in zowel het verzoek om voorlopige voorziening als het beroep. De voorzieningenrechter heeft het college in de gelegenheid gesteld om binnen acht weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in bestreden besluit 1 te herstellen. Het bestreden besluit 1 is geschorst totdat einduitspraak is gedaan in het beroep.
1.5.
Vergunninghoudster heeft het college vervolgens verzocht de vergunning te wijzigen naar het bouwen van drie woningen.
1.6.
Het college heeft in reactie op de tussenuitspraak op 21 september 2023 een nieuw besluit (bestreden besluit 2) genomen.
1.7.
Eiser en vergunninghoudster hebben hierop schriftelijk gereageerd.
1.8.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

2. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De voorzieningenrechter blijft bij al wat hij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de voorzieningenrechter niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. [1]
3. In de tussenuitspraak heeft de voorzieningenrechter, kort gezegd, overwogen dat
bestreden besluit 1, gelet op genoemde uitspraak van de Afdeling van 2 november 2022, niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen, aangezien (1) de stikstofdepositie veroorzaakt tijdens de bouwfase buiten beschouwing is gelaten en (2) het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat uit de nieuwe AERIUS-berekening van 24 juli 2023 blijkt dat significante negatieve effecten voor het Natura 2000-gebied Voornes Duin tijdens de bouwfase zijn uitgesloten.
3.1
Verder is in de tussenuitspraak overwogen dat het college in overleg met vergunninghoudster zal moeten vaststellen of wordt vastgehouden aan het oorspronkelijke project om vier woningen te bouwen of dat (op aanvraag van vergunninghoudster) de Wnbvergunning wordt gewijzigd in een project voor drie woningen. Vervolgens moet een AERIUS-berekening worden gemaakt om de stikstofdepositie in de bouwfase te bepalen, waarbij inzichtelijk moet worden gemaakt op welke habitattypen en of leefgebieden die depositie plaatsvindt. Aan de hand van die berekeningen moet worden beoordeeld of zekerheid is te verkrijgen dat het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Dat kan door voor de habitattypen waarvoor dit project tot een toename van de stikstofdepositie leidt door middel van een ecologische systeemanalyse te onderzoeken of de berekende toenames zullen leiden tot aantasting van het areaal en de kwaliteit, zoals ook is gedaan in paragraaf 4.3 van passende beoordeling van Bureau Waardenburg voor de effecten in de gebruiksfase. Tot slot moet het college eventuele mitigerende maatregelen, zoals het gebruik van bepaalde werktuigen, borgen door dit onderdeel te laten maken van de aanvraag of daartoe een voorschrift aan de Wnbvergunning te verbinden.
4. Met bestreden besluit 2 heeft het college besloten om:
I. het besluit van 29 november 2021 te wijzigen naar een toestemming voor de bouw van drie woningen in plaats van vier;
II. het besluit van 29 november 2021 te wijzigen door de toevoeging van twee nieuwe voorschriften:
- 5. Tijdens de bouw van de drie woningen mag niet worden geheid en mag de benodigde bouwverlichting niet op het Natura 2000-gebied Voornes Duin worden gericht.
- 6. De bouw van de woningen mag uitsluitend worden uitgevoerd met gebruik van de mobiele werktuigen zoals opgenomen in de AERIUS-berekening van 31 augustus 2023, of met een samenstelling van mobiele werktuigen die aantoonbaar leidt tot een lagere stikstofemissie (intern salderen).
III. de gewijzigde aanvraag van 17 augustus 2023 en bijbehorende documenten zoals genoemd onder de kop “Bijlagen” onderdeel te laten zijn van het besluit van 29 november 2021;
IV. het besluit van 29 november 2021 voor het overige in stand te laten.
4.1
In bestreden besluit 2 is overwogen dat uit de AERIUS-berekening van 31 augustus 2023 blijkt dat in de bouwfase emissie plaatsvindt door verkeersbewegingen en door gebruik van mobiele werktuigen. De activiteiten resulteren in een maximale stikstofdepositie van 0,20 mol/ha/jaar op het Natura 2000-gebied Voornes Duin. Voor het project was reeds depositieruimte afgeboekt van het stikstofregistratiesysteem (SSRS). Het betrof een maximale stikstofdepositie van 0,21 mol/ha/jaar op het Natura 2000-gebied Voornes Duin. Uit een vergelijking van 19 september 2023 blijkt dat voor vier (naderend) overbelaste hexagonen reeds voldoende depositieruimte is gereserveerd. Voor 24 (naderend) overbelaste hexagonen is een gedeelte van de toename reeds gemitigeerd met de beschikbare depositieruimte in het SSRS. Op 25 hexagonen vindt door de bouwfase stikstofdepositie plaats zonder dat hiervoor depositieruimte is gereserveerd in SSRS. De bijdrage op laatstgenoemde 49 hexagonen is maximaal 0,15 mol/ha/jaar. Uit de aanvullende notitie van 1 september 2023 van Bureau Waardenburg blijkt dat het gaat om twee (naderend) overbelaste habitattypen en één (naderend) overbelast leefgebied. Het effect van de depositie in de bouwfase op deze habitattypen en het leefgebied is in de notitie beschreven. Geconcludeerd wordt dat de tijdelijke projectbijdrage geen effect heeft op de instandhoudingsdoelstellingen. De natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied worden door de bouw van de woningen dus niet aangetast.
5. Het beroep heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege mede betrekking op bestreden besluit 2, nu partijen daarbij voldoende belang hebben.
6. Eiser voert tegen bestreden besluit 2 aan dat hij nog steeds zijn twijfels heeft over de conclusie van het onderzoek. De maatregelen die betrekking hebben op het gebruik van de werktuigen acht eiser in de praktijk niet uitvoerbaar.
7. De voorzieningenrechter stelt vast dat met bestreden besluit 2 een nieuw voorschrift aan de Wnb-vergunning van 29 november 2021 is verbonden, die het gebruik van de mobiele werktuigen zoals opgenomen in de AERIUS-berekening van 31 augustus 2023 verplicht stelt (voorschrift 6). Daarmee is het gebruik van deze werktuigen geborgd en handhaafbaar. Eiser heeft zijn stelling dat het gebruik van deze werktuigen niet uitvoerbaar is, niet onderbouwd. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter concludeert dat het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond is.
9. Gelet op de tussenuitspraak, is het beroep tegen bestreden besluit 1 gegrond en moet dat besluit worden vernietigd.
9.1
Omdat de voorzieningenrechter het beroep tegen bestreden besluit 1 gegrond verklaart, moet het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
9.2
Omdat het beroep tegen bestreden besluit 1 gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Het college moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1,5 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus) met een waarde per punt van € 875,-, bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.312,50. In de tussenuitspraak is het college reeds veroordeeld in de kosten van bijstand door de gemachtigde tijdens de zitting. Die kosten komen daarom niet nogmaals voor vergoeding in aanmerking.
10. Het gevolg van deze uitspraak is dat de Wnb-vergunning, zoals die op grond van bestreden besluit 2 luidt, in stand blijft. De voorlopige voorziening wordt met deze einduitspraak beëindigd. Vergunninghoudster kan dus uitvoering geven aan de Wnbvergunning.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep tegen bestreden besluit 1 gegrond;
  • vernietigt bestreden besluit 1;
  • verklaart het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.312,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694).