ECLI:NL:RBDHA:2024:23068

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2024
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
NL24.38388
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag na Dublin-claim

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 24 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep dat eiser heeft ingediend tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J.J. Eizenga, heeft zijn aanvraag op 28 augustus 2021 ingediend. De beslistermijn na een Dublin-claim begint op de datum waarop Nederland verantwoordelijk wordt voor de behandeling van de asielaanvraag. Dit gebeurde op 11 mei 2022, toen verweerder, de minister van Asiel en Migratie, meedeelde dat het niet mogelijk was om eiser tijdig aan Italië over te dragen. De maximale beslistermijn van 21 maanden is inmiddels overschreden, wat aanleiding gaf voor het beroep.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en verklaart het beroep gegrond. Eiser heeft verzocht om een kortere termijn voor verweerder om alsnog een besluit te nemen, gezien de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank heeft besloten dat verweerder binnen zes weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 437,50.

De uitspraak benadrukt de verplichting van bestuursorganen om tijdig te beslissen op asielaanvragen en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing zijn, ondanks de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, die eerder van toepassing was op asielaanvragen voor bepaalde tijd. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 november 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.38388
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.J. Eizenga),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Is het beroep van eiser ontvankelijk en gegrond?
3. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 28 augustus 2021. De beslistermijn na een Dublin- claim vangt op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) aan op de datum dat wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor het verzoek. Per brief van 11 mei 2022 heeft verweerder eiser meegedeeld dat het niet mogelijk is om eiser tijdig over te dragen aan Italië en dat zijn asielaanvraag verder behandeld zal worden in de nationale procedure. Daarmee is Nederland op 11 mei 2022 verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Verweerder moet in beginsel uiterlijk
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.3 Echter, sinds 27 september 2022 is het besluit met kenmerk WBV 2022/22 van kracht.4 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken met negen maanden zijn verlengd. De asielaanvraag van eiser valt onder het toepassingsbereik van dit besluit. De beslistermijn in zijn geval is dus met negen maanden verlengd en verliep in dit geval dus op 11 augustus 2023. Eiser heeft verweerder op 3 augustus 2024, dus na het verstrijken van die termijn, in gebreke gesteld. Eiser heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag.
4. De rechtbank verklaart het beroep daarom kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank aan verweerder op?
5. De rechtbank geeft in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen.5 Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.6
6. Eiser heeft de rechtbank verzocht om een kortere termijn van twee weken op te leggen, omdat de beslistermijn van 21 maanden7 is overschreden.
7. De rechtbank overweegt dat de termijn van 21 maanden ziet op de beslistermijn. Dit moet worden onderscheiden van de nadere termijn die de rechtbank met deze uitspraak oplegt. Bij het bepalen van een passende nadere termijn maakt de rechtbank een afweging. Daarbij moet zij rekening houden met zowel het belang van een snelle als een zorgvuldige besluitvorming.8 De omstandigheid dat de beslistermijn van 21 maanden is overschreden, is één van de aspecten die de rechtbank in deze afweging meeweegt.
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiser inmiddels is gehoord over zijn asielmotieven. De rechtbank acht het niet onmogelijk voor verweerder om binnen deze termijn op zorgvuldige wijze een besluit te nemen. Omdat de beslistermijn van 21 maanden is overschreden, legt de rechtbank wel een kortere termijn op dan het door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) in de uitspraak van 8 juli 20209 ontwikkelde 8+8 wekenmodel.
Legt de rechtbank verweerder een dwangsom op?
9. In artikel 8:55d, tweede lid, en artikel 8:72, zesde lid, van de Awb staat dat de bestuursrechter verweerder opdraagt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt. Sinds 11 juli 2021 is in artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND bepaald dat deze artikelen niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen voor bepaalde tijd. Door deze Tijdelijke wet werd het voor de bestuursrechter niet meer mogelijk om een dwangsom op te leggen in een
3 Dit staat in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
5 Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
6 Op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb
7 Zoals neergelegd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
8 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560.
asielzaak. De ABRvS heeft echter in de uitspraak van 30 november 202210 geoordeeld dat genoemd artikel uit de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend is. Dit betekent dat de twee artikelen uit de Awb wel van toepassing zijn op asielaanvragen voor bepaalde tijd en de rechtbank verweerder dus op grond van die artikelen opdraagt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt.11
10. Eiser heeft de rechtbank verzocht om, gelet op het feit dat de maximale beslistermijn van 21 maanden is overschreden en dat eiser al is gehoord over zijn asielmotieven, een hogere dwangsom vast te stellen.
11. De rechtbank ziet hiertoe geen aanleiding en bepaalt in deze zaak met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
Conclusie en gevolgen
12. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en dat verweerder binnen zes weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
13. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Khalloufi, griffier.
11 Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, en/of artikel 8:72, zesde lid, van de Awb.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 november 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.