Uitspraak
voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 20 november 2024 uitspraak gedaan in een proceskostenveroordeling. De zaak betreft een verzoeker die een asielaanvraag had ingediend bij de Minister van Asiel en Migratie. De rechtbank had eerder, op 11 maart 2024, bepaald dat de Minister binnen acht weken een besluit op de asielaanvraag moest nemen. Aangezien de Minister niet tijdig had beslist, heeft de verzoeker op 6 juni 2024 beroep ingesteld. Op 26 juni 2024 heeft de Minister alsnog een afwijzend besluit genomen. De verzoeker trok zijn beroep in op 14 augustus 2024, maar vroeg wel om vergoeding van de proceskosten die hij had gemaakt.
De rechtbank overweegt dat de Minister bezwaar heeft gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten, stellende dat er geen procesbelang meer zou zijn omdat er al een dwangsom liep. De rechtbank oordeelt echter dat het procesbelang blijft bestaan zolang er geen besluit is genomen, ook al is er een dwangsom opgelegd. De rechtbank concludeert dat de verzoeker recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat de Minister pas na het instellen van het beroep een beslissing heeft genomen. De rechtbank kent een bedrag van € 437,50 toe aan de verzoeker voor de gemaakte proceskosten, rekening houdend met de wegingsfactor voor de aard van de zaak.
De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is openbaar gemaakt op 20 november 2024. De verzoeker heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.