ECLI:NL:RBDHA:2024:280
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en zicht op uitzetting van een Marokkaanse vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2024 uitspraak gedaan in een procedure over de bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. Eiser, geboren op een onbekende datum en met een V-nummer, was in bewaring gesteld op 5 oktober 2023 op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de rechtbank op de hoogte gesteld van de bewaring, wat gelijkgesteld werd met een door eiser ingesteld beroep. Eiser betwistte de rechtmatigheid van de voortduring van de bewaring, stellende dat de Marokkaanse autoriteiten zijn nationaliteit en identiteit niet konden bevestigen, waardoor er geen zicht op uitzetting zou zijn. De staatssecretaris daarentegen stelde dat er wel degelijk zicht op uitzetting was, omdat eiser had aangegeven documenten te hebben die dit konden ondersteunen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht een aanknopingspunt had gevonden in de door eiser genoemde documenten. De rechtbank benadrukte dat de medewerking van de vreemdeling essentieel is voor uitzetting en dat er, gezien de wisselende opstelling van eiser in de vertrekgesprekken, nog geen sprake was van het ontbreken van zicht op uitzetting. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, waarbij werd opgemerkt dat de staatssecretaris voldoende voortvarend had gehandeld in de uitzettingsprocedure.