ECLI:NL:RBDHA:2024:2805
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag en proceskostenvergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, wordt de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag behandeld. Eiser heeft op 20 oktober 2022 een asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft pas op 24 januari 2024 een besluit genomen. Eiser trok zijn beroep in op 25 januari 2024 en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank oordeelt dat de partijen niet voor een zitting worden uitgenodigd, omdat dit niet nodig is volgens artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Eiser had echter de ingebrekestelling te vroeg ingediend, omdat de wettelijke beslistermijn van zes maanden was verlengd met negen maanden door de inwerkingtreding van de WBV 2022/22. Hierdoor was de ingebrekestelling van 14 november 2023 niet rechtsgeldig, en het beroep werd als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.