Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2024 in de zaak tussen
[eiser], v-nummer: [nummer], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Procesverloop
Overwegingen
Dat de staatssecretaris bij het opleggen van de maatregel van bewaring en tijdens de eerste beroepsprocedure zou hebben gesteld dat de overdracht binnen zes weken kon plaatsvinden maakt dit niet anders. Daarbij merkt de rechtbank allereerst op dat in deze beroepsprocedure alleen de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring vanaf 24 januari 2024 voorligt. Anders dan eiser stelt was op 24 januari 2024 nog niet duidelijk dat eiser niet binnen zes weken kon worden overgedragen. Het beroep en de voorlopige voorziening zijn immers op 1 februari 2024 op zitting behandeld. Bovendien heeft de staatssecretaris zodra er duidelijkheid was over de door eiser ingediende rechtsmiddelen een nieuw overdrachtsbesluit genomen en de overdracht geregeld. Door eiser is niet gesteld dat dit onnodig lang heeft geduurd. De beroepsgrond slaagt niet.