ECLI:NL:RBDHA:2024:3175

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
C/09/648515 / FA RK 23-3915
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot meerderjarige adoptie zonder zeer bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot adoptie door een meerderjarige. Het verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.L. Jas, wilde de adoptie van twee kinderen, [naam 1] en [naam 2], die geboren zijn uit een eerder huwelijk van de moeder. De vader van de kinderen was niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen op het moment van het verzoek ouder dan 18 jaar waren, waardoor niet voldaan werd aan de wettelijke vereiste van minderjarigheid voor adoptie volgens het Burgerlijk Wetboek.

Verzoeker voerde aan dat de afwijzing van het verzoek een ongeoorloofde inmenging in het familieleven zou zijn, en dat er sprake was van bijzondere omstandigheden. De rechtbank erkende de hechte band tussen verzoeker en de kinderen, maar oordeelde dat deze band niet voldoende was om het minderjarigheidsvereiste te omzeilen. De rechtbank verwees naar jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, waaruit blijkt dat het recht op adoptie niet expliciet wordt beschermd onder artikel 8 EVRM. De rechtbank concludeerde dat er geen zeer bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op het minderjarigheidsvereiste rechtvaardigden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot adoptie afgewezen en bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. Deze beslissing benadrukt dat, hoewel de emotionele band tussen verzoeker en de kinderen sterk is, de wettelijke vereisten voor adoptie niet kunnen worden genegeerd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-3915
Zaaknummer: C/09/648515
Datum beschikking: 15 februari 2024

Adoptie

Beschikking op het op 1 juni 2023 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker] ,

verzoeker,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. A.L. Jas te Wassenaar.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[vader] ,

de vader,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,

[naam 1] ,

hierna afzonderlijk: [naam 1] , dan wel gezamenlijk met haar zus [naam 2] : de kinderen,
wonende te [woonplaats 2] ,

[naam 2] ,

hierna afzonderlijk: [naam 2] , dan wel gezamenlijk met haar zus [naam 1] : de kinderen,
wonende te [woonplaats 1] .
Als informant wordt aangemerkt:

[moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 3] .

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- de brief, ingekomen op 2 januari 2024, van verzoeker, met bijlagen;
- de brief van 8 januari 2024 van verzoeker, met bijlagen.
Op 18 januari 2024 is de zaak op de zitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoeker, zijn advocaat en de kinderen.
De vader en de moeder zijn – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet verschenen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot adoptie door verzoeker van:
- [naam 1] ,geboren op [geboortedag 1] 1983 te [geboorteplaats] , Australië;
- [naam 2], geboren op [geboortedag 2] 1985 te [geboorteplaats] , Australië;
dan wel tot het nemen van een zodanige beslissing als de rechtbank juist acht, een en ander uitvoerbaar bij voorraad en kosten rechtens.
De kinderen ondersteunen de adoptieverzoeken. De moeder heeft via haar advocaat
mr. M.J. Boers laten weten in te stemmen met de adoptieverzoeken.

Feiten

  • Uit het huwelijk tussen de moeder en de vader zijn de kinderen geboren. [naam 1] is nu 40 jaar en [naam 2] is 38 jaar.
  • Dit huwelijk is in 1991 ontbonden.
  • De moeder en verzoeker zijn op [huwelijksdag] 1991 te [plaats] , Australië, gehuwd.
  • De kinderen hebben sinds 1992 geen contact meer met de vader.
  • Verzoeker en de moeder zijn samen met de kinderen in 1993 in Nederland gaan wonen.
  • Het huwelijk tussen de moeder en verzoeker is op 9 november 2016 ontbonden door inschrijving van de echtscheiding in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
  • Uit de uittreksels van de Basisregistratie personen blijkt dat verzoeker, de kinderen en de moeder de Nederlandse nationaliteit hebben.

Beoordeling

De adoptie
De rechtbank moet beoordelen of is voldaan aan de gronden en voorwaarden voor adoptie als bepaald in de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Een van de voorwaarden, vermeld in artikel 1:228 eerste lid aanhef en onder a BW, is dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is.
De rechtbank stelt vast dat de kinderen ten tijde van het verzoek ouder dan 18 jaar zijn. Er is daarom niet voldaan aan voornoemd vereiste van minderjarigheid, waardoor het verzoek tot adoptie in beginsel om die reden moet worden afgewezen.
Standpunt verzoeker
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat afwijzing van het verzoek een ongeoorloofde inmenging in het familieleven van hem en de kinderen is. Hij doet hiermee een beroep op artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Volgens hem is er sprake van bijzondere omstandigheden.
Hij geeft aan dat de kinderen vanaf hun achtste respectievelijk vijfde levensjaar samen met hem in gezinsverband hebben geleefd. Hij heeft in alle opzichten de vaderrol vervuld. Dit in tegenstelling tot de vader die sinds 1992 geen rol meer in het leven van de kinderen heeft vervuld. Op zitting hebben de kinderen verklaard dat verzoeker altijd de stabiele factor in hun leven is geweest, ook na de scheiding tussen verzoeker en hun moeder. Verzoeker en de kinderen hebben een zeer hechte emotionele band. Op dit moment woont [naam 2] nog bij verzoeker in huis. [naam 2] heeft in het verleden een traumatische ervaring met haar vader gehad waarvoor zij rond haar 25ste jaar therapie heeft gehad. Ook [naam 1] heeft een traumatische herinnering aan haar vader, omdat hij vlak na het incident met [naam 2] al het contact met haar heeft verbroken. Voor de kinderen is het een belangrijke stap om de band met hun vader waarmee zij traumatische ervaringen hebben, te verbreken en voortaan als dochters van hun stiefvader door het leven te gaan.
Verzoeker geeft aan dat hij niet eerder tot adoptie is overgegaan, omdat de moeder en hij nog gehuwd waren tijdens de minderjarigheid van de kinderen. Juridisch gezien vormden ze een gezin. Op dat moment bestond daarom voor hem geen noodzaak tot adoptie. De kinderen hebben hun achternaam gewijzigd toen zij 18 jaar oud waren. Pas door zijn AOW-aanvraag en een daaropvolgend bezoek bij de notaris heeft verzoeker beseft dat hij en de kinderen geen juridische, familierechtelijke band met elkaar hebben. Bij zijn AOW-aanvraag werd [naam 2] , die bij verzoeker woonachtig is, namelijk niet als zijn kind aangemerkt, maar als een derde. Op dat moment is met de kinderen besloten een verzoek tot adoptie in te dienen bij de rechtbank. Verzoeker wijst ter onderbouwing naar jurisprudentie op het terrein van meerderjarigenadoptie.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat zij begrijpt en dat invoelbaar is dat de adoptie uit emotioneel oogpunt belangrijk is voor de kinderen en verzoeker. Uit het feit dat verzoeker de moeite heeft genomen om het verzoek tot adoptie in te dienen, blijkt de hechte band tussen verzoeker en de kinderen. Dit is evenwel niet de afweging die de rechtbank moet maken. Zij moet beoordelen of het vereiste van minderjarigheid ten tijde van de indiening van het verzoek tot adoptie terzijde kan worden geschoven.
Het vereiste van minderjarigheid ten tijde van de indiening van het verzoek tot adoptie kan terzijde worden geschoven indien een weigering om adoptie toe te staan een ongeoorloofde inmenging in het gezins- of familieleven of privéleven van verzoeker en de kinderen oplevert, als bedoeld in artikel 8 EVRM.
Volgens vaste jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens is het recht op adoptie niet één van de door het EVRM beschermde rechten (zie onder meer EHRM 26 februari 2002, NJ 2002, 553; E.B. t. Frankrijk). Dat een feitelijk gezinsverband niet wordt omgezet in een juridisch gezinsverband is op zichzelf niet in strijd met artikel 8 EVRM. Het enkele feit dat adoptie niet mogelijk is wanneer niet wordt voldaan aan de in de nationale wetgeving vastgestelde voorwaarden, kan daarom in beginsel niet worden aangemerkt als een ongeoorloofde inbreuk op het recht op family life.
Ook de Hoge Raad heeft beslist dat aan artikel 8 EVRM weliswaar het recht op bescherming van family life tussen de ouders en een door hen geadopteerd kind kan worden ontleend, maar niet het recht om een kind te adopteren zonder dat wordt voldaan aan de eisen voor adoptie volgens de nationale wet (zie Hoge Raad 30 juni 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6339).
Het weigeren van een adoptie kan onder zeer bijzondere omstandigheden desondanks zo’n inbreuk maken op het bestaande gezinsleven dat toch voorbij kan worden gegaan aan het minderjarigheidsvereiste van artikel 1:228 eerste lid aanhef en onder a BW. Het gaat dan om uitzonderlijke gevallen, waarin de weigering van de adoptie vanwege enkel de meerderjarigheid bij de indiening van het verzoek een ongeoorloofde inbreuk op het door artikel 8 EVRM beschermde gezins- en familieleven met zich mee zou brengen (vgl. de conclusie van A-G Vlas ECLI:NL:PHR:2013:BY5053 bij HR 25 januari 2013 ECLI:NL:HR:2013:BY5063). Een tweede aspect dat van belang is, is of de termijnoverschrijding met betrekking tot het verzoek verschoonbaar is. De staat maakt immers geen ongerechtvaardigde inbreuk op het familieleven als burgers zonder goede reden eindeloos wachten met het indienen van een verzoekschrift.
De rechtbank komt op basis van de stukken en de verklaringen op de zitting tot het oordeel dat in dit geval geen sprake is van dergelijke zeer bijzondere omstandigheden en overweegt daartoe het volgende.
Vaststaat dat verzoeker en de kinderen een bijzonder hechte band hebben. Verzoeker heeft gezamenlijk met de moeder al vanaf jongere leeftijd de zorg en opvoeding over de kinderen gedragen. Ze gedroegen zich als gezinsleden, met de daarbij behorende gezinsrollen. Ook na de echtscheiding tussen verzoeker en de moeder in 2016 is verzoeker zijn vaderrol blijven vervullen. Gebleken is dat verzoeker de stabiele factor was en is in het leven van de kinderen.
De rechtbank begrijpt vanuit deze gevoelens de wens tot adoptie, maar dit gezinsverband tussen verzoeker en de kinderen leidt niet tot een zodanige bijzondere omstandigheid die meebrengt dat er een uitzondering op het minderjarigheidsvereiste bij adoptie kan worden gemaakt. Dat de kinderen met verzoeker een veel hechtere band hebben dan met hun vader is in deze tijd – waarin stiefouders en samengestelde gezinnen steeds vaker voorkomen – niet uitzonderlijk. Naar het oordeel van de rechtbank vormt die hechte band daarom geen bijzondere omstandigheid die maakt dat er sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op het door artikel 8 EVRM beschermde gezins- en familieleven. De kinderen hadden en hebben een gezinsleven met verzoeker. Een afwijzing van de adoptie verandert niets aan deze feitelijke situatie. Dat deze band niet juridisch wordt vertaald in een adoptie levert ook geen schending op van dat gezinsleven.
De kinderen hebben hun traumatische herinneringen aan de vader niet geconcretiseerd en onderbouwd. De rechtbank kan niet vaststellen dat deze gestelde herinneringen, hoe naar deze ook zijn voor hen, een dusdanige bijzondere omstandigheid vormen dat weigering van de adoptie een inbreuk maakt op het bestaande gezins- en familieleven van verzoeker en de kinderen.
Verzoeker heeft op zitting nog aangegeven dat de moeder en hij tijdens de minderjarigheid van de kinderen wel aan adoptie hebben gedacht, maar hiervoor niet hebben gekozen. Op dat moment ontbrak de noodzaak tot adoptie volgens verzoeker. Hij heeft hierbij onder meer aangegeven dat de vader – die in Australië woonachtig was en nog met het gezag over de kinderen was belast – dan ook bij de procedure zou worden betrokken. Pas nu, door het aanvragen van AOW en de daarna verkregen informatie van de notaris, is verzoeker overgegaan tot het verzoek tot adoptie. Dit dus op het moment dat de kinderen al ruimschoots meerderjarig zijn. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat verzoeker er onlangs achter is gekomen dat hij geen juridische band met de kinderen heeft, de overschrijding niet verschoonbaar maakt. Die omstandigheid is daarmee niet dusdanig bijzonder dat deze kan leiden tot afwijking van het wettelijk vereiste van minderjarigheid bij een verzoek tot adoptie. Zo ook niet de gestelde omstandigheden dat verzoeker geen andere familieleden heeft en daarmee geen erfgenamen, en dat de kinderen niet gerechtigd zijn beslissingen te nemen in het belang van verzoeker. Deze invulling van hun family life kunnen verzoeker en de kinderen immers ook op andere wijze dan door adoptie bewerkstelligen.
De rechtbank stelt dan ook vast dat niet is gebleken van zeer bijzondere omstandigheden waardoor in het licht van artikel 8 EVRM kan worden voorbij gegaan aan het feit dat de kinderen ten tijde van het verzoek tot adoptie al meerderjarig waren. Het verzoek tot adoptie zal worden afgewezen.
De rechtbank hecht eraan te benadrukken dat deze voor de kinderen en verzoeker teleurstellende uitkomst niets afdoet aan de speciale band die zij met elkaar hebben, die zij ook op de zitting duidelijk naar voren hebben gebracht.
De proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
wijst het verzoek af;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Emmens, C.S.F. de Nijs en K.M. Crooij-Heins, kinderrechters, bijgestaan door mr. M.T.E. Krijger-van Huut als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 februari 2024.