ECLI:NL:RBDHA:2024:3571
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de aanvullende beurs in relatie tot de alimentatieverplichting van de vader
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om bij de berekening van haar aanvullende beurs geen rekening te houden met het inkomen van haar vader beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. Ö. Şahin, heeft het verzoek ingediend na de afwijzing door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die werd ondersteund door drs. P.M.S. Slagter. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 15 maart 2024, waarbij eiseres en haar moeder aanwezig waren.
Eiseres betoogt dat het contact met haar vader vóór haar 12e verjaardag is verbroken en dat de alimentatieverplichting van € 170, vastgesteld door de rechtbank Rotterdam in 2006, niet meer relevant is. Ze stelt dat de alimentatie in 2007 is verlaagd naar € 9 per maand, maar dat dit niet officieel is vastgelegd. De rechtbank overweegt dat de alimentatieverplichting tot de 21ste verjaardag van eiseres moet worden nageleefd en dat de veronderstelde ouderlijke bijdrage van haar vader in de berekening van de aanvullende beurs moet worden meegenomen.
De rechtbank concludeert dat de alimentatieverplichting van de vader van eiseres, die hoger is dan de veronderstelde ouderlijke bijdrage, moet worden toegepast. Eiseres heeft geen bewijs geleverd dat de alimentatie sinds minimaal een jaar volledig oninbaar is. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiseres ongegrond is, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.