ECLI:NL:RBDHA:2024:3673

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
NL24.6300
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag van een Chinese eiser met internationale bescherming in Duitsland

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Chinese eiser tegen de niet-ontvankelijkheidverklaring van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 6 februari 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 februari 2024 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft op 14 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser internationale bescherming geniet in Duitsland. Dit blijkt uit informatie van het Eurodac-systeem, waaruit blijkt dat eiser op 26 februari 2020 internationale bescherming is verleend in Duitsland. Eiser heeft geen bewijs overgelegd dat deze status is ingetrokken of beëindigd. De rechtbank stelt vast dat de enkele omstandigheid dat het verblijfsdocument van eiser is verlopen, niet betekent dat de internationale bescherming is komen te vervallen.

De rechtbank oordeelt dat er geen concrete aanknopingspunten zijn om tot een ander oordeel te komen. De beroepsgrond van eiser dat niet alle relevante feiten zijn betrokken, is ter zitting laten vallen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6300

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. W. Spijkstra),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.P.M. Wuite ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkheidverklaring van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Chinese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 6 februari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 19 februari 2024 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 14 maart 2024, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep [1] , op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van partijen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat eiser internationale bescherming heeft in Duitsland. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht en op goede gronden dit besluit genomen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Verweerder heeft de asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming heeft in Duitsland en dat niet is gebleken dat de toegekende asielstatus is komen te vervallen.
4.1.
Namens eiser is het volgende aangevoerd. Uit het Eurodac blijkt dat eiser op 26 februari 2020 zowel in Duitsland als in Nederland rechtsbescherming heeft gekregen. Derhalve is niet gebleken in welk land eiser bescherming geniet. Verder is eiser van mening dat zijn verblijfsrecht in Duitsland in ieder geval is verlopen en dat daarmee ook zijn verblijfsrecht is ingetrokken. Verweerder dient derhalve nader onderzoek te doen of eiser nog steeds in één of twee van de hiervoor genoemde landen verblijfsrecht heeft.
5. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [2] mag verweerder in beginsel afgaan op informatie van een andere lidstaat. Daarvoor is van belang dat het tijdsverloop sinds het verkrijgen van de informatie beperkt is en dient uit de informatie duidelijk te worden wat de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling bij terugkeer is. Indien de verkregen informatie onvoldoende actueel is of onvoldoende verblijfsrechtelijke informatie over de vreemdeling bevat, dient verweerder nader onderzoek te doen naar de vraag of de vreemdeling nog steeds over een door de desbetreffende lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning dan wel een andere toestemming tot verblijf beschikt. [3]
5.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat uit de op 6 februari 2024 gedateerde informatie afkomstig van het Eurodac-systeem blijkt dat de Duitse autoriteiten eiser op 26 februari 2020 “
international protection” hebben verleend. Eiser heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt of zou kunnen worden afgeleid dat de Duitse autoriteiten de aan hem verleende internationale beschermingsstatus en verblijfsvergunning inmiddels hebben ingetrokken of beëindigd, zoals een intrekkings- of beëindigingsbeschikking dan wel een voornemen daartoe. Ook stelt de rechtbank vast dat eiser tijdens het op 14 februari 2024 plaatsgevonden “
gehoor bescherming EU, EER of Zwitserland” desgevraagd heeft verklaard dat hij vanaf 26 februari 2020 internationale bescherming heeft in Duitsland. Daarnaast bevindt zich in het digitale dossier een door Duitsland aan eiser afgegeven verblijfsdocument dat geldig was tot 23 maart 2023. De enkele omstandigheid dat de geldigheidsduur van dit verblijfsdocument is verlopen maakt niet dat de toegekende internationale bescherming is komen te ontvallen. De rechtbank verwijst hieromtrent naar de uitspraken van de Afdeling van 22 juni 2018 en 7 maart 2022 [4] . Het voorgaande maakt naar het oordeel van de rechtbank dan ook dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser in Duitsland internationale bescherming geniet en niet in Nederland. Naar het oordeel van de rechtbank zijn namens eiser geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht op grond waarvan tot een ander oordeel moet worden gekomen.
6. In de gronden van beroep is namens eiser ook nog aangevoerd dat verweerder bij de beslissing om de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk te verklaren niet alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken. Ter zitting heeft eisers gemachtigde deze beroepsgrond laten vallen zodat deze derhalve geen bespreking meer behoeft.

Conclusie en gevolgen

7. Verweerder heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen vergoeding van zijn proceskosten krijgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaak NL24.6301.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.