ECLI:NL:RBDHA:2024:3845
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand op basis van de Participatiewet
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van Den Haag en een eiser die bijstand ontving op basis van de Participatiewet. De zaak betreft de herziening van het recht op bijstand en de terugvordering van teveel betaalde bijstand over de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 augustus 2020. Het college heeft in een besluit van 17 mei 2021 het recht op bijstand van eiser herzien en een bedrag van € 2.410,- teruggevorderd, omdat eiser niet alle bijschrijvingen op zijn bankrekening had gemeld. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college heeft deze ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser vanaf 1 januari 2015 bijstand ontving, maar dat deze bijstand per 13 november 2020 was ingetrokken vanwege inkomsten uit arbeid. De rechtbank heeft de rapportage van de dienst SZW van de gemeente Den Haag in overweging genomen, waaruit blijkt dat eiser in de genoemde periode bijschrijvingen heeft ontvangen die hij niet heeft gemeld. Eiser heeft verklaard dat deze bijschrijvingen geen inkomen zijn, maar schenkingen en donaties aan goede doelen. De rechtbank oordeelt echter dat de bijschrijvingen als inkomen moeten worden aangemerkt, omdat deze door derden zijn gedaan en eiser hierover geen melding heeft gemaakt aan het college.
De rechtbank concludeert dat eiser de inlichtingenverplichting heeft geschonden en dat het college terecht het recht op bijstand heeft herzien en de teveel betaalde bijstand heeft teruggevorderd. Eiser heeft geen dringende redenen aangevoerd om van terugvordering af te zien. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en wijst erop dat hij geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.